![]() |
De herstelde pastorietuin (foto: Wim Ruigrok) |
Onder de overwoekerde tuin kwam
al snel een duidelijk ontwerp tevoorschijn:
een schaakbordpatroon
met om-en-om vijf plant- en vijf grindvelden,
omsloten door betonnen insluitbanden. De
indeling doet enigszins denken aan middeleeuwse
kruiden of -kloostertuinen met
rechthoekige plantbedden omsloten door
planken of haagjes.
In de archieven van de kerk was over het
aangelegde ontwerp niets terug te vinden. In
het boekje De tuinen van het Begijnhof te Amsterdam
heeft Marca Wolterbeek op basis van
gegevens van de afdeling Groenvoorziening
van de gemeente Amsterdam de tuinen in
het Begijnhof nauwkeurig beschreven, maar
juist van de pastorietuin ontbreekt een beschrijving,
alleen de twee walnotenbomen in
de tuin worden vermeld. Het boekje dateert
van vlak na de renovatie van het Begijnhof
in 1979, toen het onderhoud van de tuintjes
bij de huizen is overgenomen door de gemeente
en de tuintjes met ‘oud-Hollandse’
planten zijn beplant. De walnoten staan al
op foto’s uit de jaren ’50 van de twintigste
eeuw en zullen nu dus circa 70 jaar oud zijn.
Waarschijnlijk was de pastorietuin zoals we
deze kennen in 1979 nog niet aangelegd,
waarmee het huidige ontwerp in de jaren
’80 te dateren is.
![]() |
afb. 3 De pastorietuin op het Begijnhof in de jaren ’50 van de twintigste eeuw |
Uit oude foto’s van het Begijnhof blijkt dat het centrale middenterrein van het Begijnhof – nu een grasveld – dicht begroeid was met bomen en heesters en omgeven door een hoog, smeedijzeren sierhekwerk (afb. 3 en 4). Het huidige houten ‘oud-Hollandse’ hek rond de pastorietuin is niet heel oud: tot circa 1980 was de tuin omgeven door een bakstenen omheining met houten hekwerken, opgehangen aan opgemetselde pijlers, die correspondeerden met de indeling van de gevel en waarschijnlijk ook dateren uit de bouwtijd van de pastorie (1915). Op deze pijlers hebben rond 1960 houten bakken met geraniums gestaan. Op een foto uit de jaren ’50 staan behalve de twee kastanjes ook een rhododendron en een duiventil in de pastorietuin afgebeeld (afb. 3). De foto’s van de afgelopen twintig jaar tonen een steeds minder duidelijke indeling van de plant- en grindvelden. Aan de binnenzijde van het ‘oud-Hollandse’ hek, in de vensterbanken en hangend aan de gevel vinden we losse kunststof plantenbakken. Het geheel was een onderhoudsintensieve bloemenzee van bolgewassen en geraniums.
![]() |
afb.1 Het Van Rossummonument uit 1928 |
![]() |
afb.2 Het borstbeeld van kardinaal Van Rossum kort na de herplaatsing (foto: Wim Ruigrok) |
Op een hardstenen sokkel in de tuin staat
een borstbeeld van kardinaal Van Rossum,
voorzien van een plaquette (afb. 2). Willem
Marinus van Rossum c.ss.r. (1854-1932) was
de eerste Nederlandse kardinaal sinds de
Reformatie en het herstel van de bisschoppelijke
hiërarchie in 1853. In 1915 werd hij
benoemd tot hoofd van de Poenitentiaria,
een van de hoogste kerkelijke rechtbanken
en was hij onder meer lid van de commissie
die een nieuw wetboek voor canoniek
recht voorbereidde, de Codex Iuris Canonici
(1917).
Tot 1960 maakte het borstbeeld deel uit
van een groter monument uit 1928 van architect
J.T.A.M. Kuijt (1884-1944). Dit monument
stond opgesteld op de hoek van het
kleine bleekveld met de voorzijde naar de
ingang aan het Spui gericht (afb. 1). Naast
het borstbeeld bevatte het tevens twee bronzen
portretreliëfs. Zowel het borstbeeld als
de reliëfs werden gemaakt door beeldhouwer
Gerard Hoppen. Waar de reliëfs zich nu
bevinden en of deze nog bestaan, is niet bekend.
Het monument is in 1960 verwijderd,
een jaar na de dood van de beeldhouwer, bij
de herinrichting van het binnenterrein van
het Begijnhof.
Architect Kuijt heeft veel warenhuizen voor
Vroom & Dreesmann ontworpen, waarvan
het filiaal in Haarlem is het bekendste is.
In Amsterdam ontwierp hij behalve V&D,
de kloosterschool aan Lauriergracht 31-36
en de Continentale handelsbank (Keizersgracht
494). Ook de Onze-Lieve-Vrouwe-
Geboortekerk in Halfweg – in 2016 deels
afgebroken – is van zijn hand. In 1929 heeft
Kuijt aan de restauratie van de Begijnhofkapel
gewerkt.
![]() |
afb.4 De pastorietuin (links) en middenterrein met smeedijzeren sierhekken in de jaren ’60 |
Besloten werd het onderliggende ontwerp
te reconstrueren en – omdat de walnotenbomen
inmiddels omvangrijk zijn en veel
schaduw geven – voor een onderhoudsarme
schaduwtuin te kiezen, temeer daar het oorspronkelijke
beplantingsplan niet meer te
achterhalen was, hoewel aan de hand van
oude foto’s nog wel enige soorten te identificeren
zijn.
In de zomer van 2018 zijn de werkzaamheden
van start gegaan. De omsluitbanden waren
sterk verzakt. Om de grond en het grind
binnen de perken te houden waren daarop
houten planken verticaal bevestigd. Deze
zijn als eerste verwijderd waarna de betonnen
insluitbanden omhoog zijn gebracht.
Het grind in de grindvelden was vermengd
met aarde en bladafval. Omdat er geen
grindwasmachine naar het terrein kon worden
gebracht is al het grind gedurende vele
zaterdagen handmatig gezeefd en gewassen.
Met de vrijkomende aarde werden de velden
opgehoogd. Het onderliggende worteldoek
is teruggelegd, waarop het schone grind is
teruggebracht.
Vervolgens is een beplantingsplan gemaakt.
De paters Sacramentijnen, die in de
pastorie gehuisvest zijn, vroegen de planten
zo te kiezen dat er in elk seizoen wel iets
bloeit. Verder is gekozen voor variatie in
hoogte.
Enkele heesters, zoals de gouden regen,
sering, kerria, eikenbladhortensia (Hydrangea
quercifolia) en de vlinderstruik zijn
gehandhaafd. Ook de druivenrank mocht
– alleen al vanwege de bijbelse connotatie
– blijven staan. Nieuw is een toverhazelaar,
die midden in de winter bloeit met felgele
sterretjes. Vanwege de grote notenbomen
bestaat de vaste beplanting veelal uit schaduwminnende
soorten. De al aanwezige
Japanse anemonen waren naar de randen
gekropen, maar zijn weer bij elkaar gezet.
Ook de hosta’s en het fluitenkruid zijn blijven
staan. Nieuw aangeplant zijn nieskruid
(Helleborus), daslook, vrouwenmantel, de
hoog opgaande zilverkaars (Actaea/Cimicifuga
racemosa), geschubde mannetjesvaren,
ooievaarsbek (Geranium var. ‘Rozanne’) en
ruit (Thalictrum). Deze beplanting is aangevuld
met bodembedekkers als kruipend
zenegroen, bos-, sier- en goudaardbei. Ook
de nog aanwezige bollen zijn gehandhaafd,
aangevuld met witte tulpen en herfsttijloos.
De komende jaren zullen uitwijzen of de
stad weer een fraaie tuin rijker is geworden.
Jacob Stroet
Literatuur:
- Marca Wolterbeek, De tuinen van het
Begijnhof te Amsterdam, Amsterdam 1979.
- Radboud van Beekum, Architect Jan Kuijt
Wzn. 1884-1944. Bouwen voor Vroom &
Dreesmann, Amsterdam 2018.
(Uit: Binnenstad 293, mei/jun./jul. 2019)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.