De stichting van de veemarkt gecombineerd met het slachthuis vormde een kantelmoment rond 1870, dat Remieg Aarts beschreef in het licht van de 'reglementering van het openbare leven'. (1) Ondanks een verdeelde gemeenteraad bleek regie in de samenleving op den duur onvermijdelijk. De overheid trok de gezondheidszorg, de watervoorziening en later de energievoorziening en de volkshuisvesting volledig naar zich toe. Een kritische blik op de aanvoer van voedingsmiddelen was onontkoombaar, in het bijzonder van het vee en gevogelte. Een gemeentelijke veemarkt en slachthuis vormde een onmisbare schakel in het overheidsbeleid ter bestrijding van infectieziekten door verbetering van de openbare hygiëne.
![]() |
foto Wim Ruigrok |
Al in 1853 had Jan van Maurik, directeur
van Stadswaterwerken tussen 1845 en 1856,
op dit vlak in Amsterdam achterstand gesignaleerd:
'Bij den voortgang destijds missen wij
in de Hoofdstad des Rijks nog een goed ingerigte
abattoir, zooals die in de groote steden
buitenslands, Londen, Parijs, Brussel enz.
bestaan, zoodat wij in Amsterdam moeten
aanzien [dat ] men het bloed van geslagt vee,
in het centre der stad in de goten doet wegvloeijen
[....]'. (2) Maar hoewel H.J. Koenen, de
wethouder Publieke Werken tussen 1847-
1851, al in 1848 de bouw van het abattoir in
een lening had opgenomen, dacht binnen de
gemeente niemand er nog aan de veemarkt
en het abattoir te combineren. De bestaande
markten voor ossen, varkens, schapen en kalveren
waren gevestigd aan de oost- en westzijden
van het huidige Frederiksplein. Deze
markten pasten niet in het ambitieuze plan
van de dr. Samuel Sarphati voor de bouw van
het Paleis voor Volksvlijt (1858-1864). De veemarkt
verhuisde naar het Weesperveld, het
gebied tussen Weesperstraat en Roeterstraat
tussen de Nieuwe Prinsengracht en de Nieuwe
Achtergracht, en bleef hier tot 1887.
In weerwil van bezwaren van de slagers besloot
de gemeenteraad op 29 november 1877
tot de stichting van een veemarkt en abattoir
in de Stadsrietlanden nabij het te stichten
Nieuw Entrepot. (3) De samenkomst van water -
en railvervoer in het oostelijk havenbekken na
de bouw van het Centraal Station, de aanleg
van het Noordzeekanaal en het Merwedekanaal
maakte dit gebied tot een geschikte locatie.
In 1854 had inspecteur Publieke Werken
Willem Anthonie Froger (1812-1883) al voor
die plaats gepleit: 'langs den IJ-kant, naast de
pijp van het Oostelijk dok, waar de stad wat
eigendom in bezit had'. (4)
In de raadsdiscussie speelde, waar het ging
om de in Amsterdam aangevochten vereniging
van een veemarkt met een abattoir, de
oriëntatie op Parijs en Berlijn een belangrijke
rol. Zo werd geciteerd uit een pleidooi van het
Berlijnse gemeenteraadslid Theodor Risch
voor de combinatie van veemarkt en abattoir
aldaar. (5)
Het lag voor de hand dat de ontwerpopdracht
voor het nieuwe complex naar de
stadsarchitect Bastiaan de Greef (1818-1899)
zou gaan. Inderdaad ontwierp hij het ketelhuis
van het abattoir, maar de dienstgebouwen
staan op naam van Anthonius Cornelis Boerma
(1852-1908) in associatie met Eduardus
Theodorus Adrianus Damen (1848-1908), al
ontbreken hun namen op de ontwerptekeningen.
De vier dienstwoningen voor de directeur,
de administratie- en belastingkantoren en de
knechtswoningen ankeren aan de Veelaan
de monumentale ingang van het abattoir.
Hun helderrode bakstenen gevels zijn doorstoken
met nu gecementeerde speklagen. De
ver uitkragende schilddaken met hun steekkappen
rusten op blokkeels. Rijk geornamenteerde
windveren met ajour bewerkte sierbalken
verlevendigen de topgevels.
Zowel de kappen als de gevels hebben, afgaande
op de ontwerptekeningen, bij de uitvoering
zwaar ingeboet aan ornament. De
toepassing van kunststof kozijnen en trespa
details, de plaatsing van balkons en het gebruik
van een wezensvreemde gele kleur voor
de chaletkappen bij de renovatie van de
dienstwoningen in 1987 deed afbreuk aan het
authentieke karakter. De vervanging van deze
gele kleur door donkerbruin voor de kapconstructie
en de dakranden tijdens de huidige
schilderbeurt, houdt een grote verbetering in.
Op de veemarkt zijn de stallen gesloopt,
maar bleven de dienstwoningen van de marktmeester,
de pachters en de waagmeester behouden,
evenals de brandweer- en de politiepost.
In het hart van het complex staat het
afrekeningslokaal met café. In het torentje
slaat het uurwerk de hele en halve uren en
verbindt aldus het heden met het verleden. In
het abattoir verdween eveneens het gehele
complex van slachthuizen en aanverwante lokalen,
zoals de vetsmelterij.
Het verdwijnen van abattoir en veemarkt ver
liep volgens een ten opzichte van het begin
omgekeerd traject. De overheid trad terug
door publieke taken te privatiseren. Tot die
afgestoten taken behoorden de facilitering
van de veehandel en slacht. De veemarkt
sloot in 1975 wegens teruglopend aanbod en
in 1985 viel het doek voor het abattoir, dat al
jaren leed onder desinvestering. En in de samenleving
verdroeg een tot voornamelijk
woongebied herbestemd havengebied zich
slecht met een overlast gevend abattoir.
De veemarkt behield toch enigszins het
karakter van een omsloten terrein. J.H.
(Hans) Bosch (1939-2014) ontwierp de laagbouw-
bedrijfsruimten en verwees in het profiel enigszins naar de gesloopte stallen. Het
abattoirterrein kreeg een woonbestemming.
Langs de centrale oostwest-as staan nu 550
sociale huurwoningen. Frans van Dillen
(1932-1991) ontwierp de woningblokken in
U-vorm in gele baksteen. Aan het Hildo
Kropplein zijn de woningblokken van Lucien
Lafour en Rikkert Wijk herkenbaar aan hun
gestucte gevels. De oude gebouwen daartussen
herinneren nog aan de negentiendeeeuwse
regie van de overheid en geven nu
een historische dimensie aan een verder
nieuwe woonwijk.
Guido Hoogewoud
Voetnoten
1. R. Aerts, 'De publieke orde, openbaarheid
en beslotenheid' in: Geschiedenis van Amsterdam 1813-1900, 2006, p. 148.
2. J. van Maurik. 'De waterlozing in de Duvelshoek',
SAA archief 5180, Secretarie Publieke werken (1853), 1549, geciteerd in: I.
Jager, Hoofdstad in gebreke, manoeuvreren met
publieke werken in Amsterdam 1851-1901,
Rotterdam 2001, p. 59.
3. Voordracht no. 425 tot ophefng der bestaande
Veemarktinrichting en oprichting van een Abattoir, Gemeenteblad 1877, I,p.
1007-1011.
4. W.A. Froger, 'Het rapport betreffende het
(dis)functioneren der totale Publieke Werken',
SAA, archief 5361, Stadswerken en Gebouwen
(1854), p. 246, geciteerd in: Jager, 2001, p. 195.
5. Rapport van B&W inzake de stichting van een Veemarkt en Abattoir, Gemeenteblad
1877, I, p. I041-1047, Voordracht no. 425
tot ophefng der bestaande Veemarktinrichting
en oprichting van een Abattoir.
(Uit: Binnenstad 282/283, juli/augustus/september/oktober 2017)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.