![]() |
Bickers eigen huis stond ook op het Bickerseiland,
maar dat was van een heel ander allooi dan
de kleine arbeidershuisjes; het was een soort
stadsvilla met zelfs een uitkijktoren. Jan Bicker,
een telg uit een Amsterdams regentengeslacht,
trouwde in 1625 met Agniette de Graeff Jacobs,
dochter van Jacob de Graeff, oud-burgemeester
van Amsterdam. Een van hun drie dochters,
Wendela, was gehuwd met Johan de Witt, raadspensionaris
van Holland en West-Friesland. In
het boek De levens van Jan Six van Geert Mak is
op de pagina’s 110-112 het een en ander over dit
huwelijk te lezen.
Volgens een aantekening in een achttiendeeeuws
precarioregister had nummer 17 ‘de Sleper
in de gevel’. In 1658 werden uit het bezit van
Johan de Witt een tiental huizen aan de Bickersgracht
en in de Grote Bickersstraat verkocht.
Een zekere Egbert Claesz, vlotschuitenvoerder
van beroep, kocht huis en erf nummer 17 van
Jean Deuts, gemachtigde van Johan de Witt.
Meer dan 100 jaar later, in 1760, werd het pand
opnieuw verkocht door Elisabeth Lucas, weduwe
van Egbert Claesz. Latere eigenaren van het
pand waren meestal binnenlandvaarders.
Pand nummer 17, ook getuige het jaartal op de
gevelsteen gebouwd in 1631, was een eenvoudige,
twee vensters brede trapgevel met een verdieping
en een zolder boven de hoge houten
pui. Boven de puilijst bevond zich een gevelsteen
met een naar rechts gaand paard, geleid door
een man met een zweep en achter hem, uiterst
links, nog een man die een balk(?) op zijn
schouder draagt. De in het precarioregister opgenomen
naam ‘de Sleper’ is hier dus duidelijk
in beeld gebracht.
Slepers, verenigd in het Sleepersgilde, zorgden
met paard en slede voor het transport van
zware goederen en objecten zoals houten balken
en grote vaten of balen met verpakte goederen.
Voor de slepers golden strenge verkeersregels,
vastgelegd in diverse keuren, zoals het
een-richtingsverkeer in bepaalde straten.
Van Lennep en Ter Gouw (De Uithangteekens
etc., 1868) noemen de steen niet, maar in het
Schetsboek van Jhr. Suasso (1875) wordt de steen
op pagina 131 afgebeeld en beschreven, zo ook
in De Noord-Hollandsche Oudheden (Van Arkel
en Weissman, 1903, VIe stuk, pag. 13).
Op de foto’s van Jacob Olie (1893), bewaard in
het Stadsarchief, valt op dat de trapgevel is vervangen
is door een simpele tuitgevel, maar de
gevelsteen met de sleper en zijn paard is duidelijk
zichtbaar, evenals op het schilderij ‘Scheepstimmerwerf’
van Breitner uit 1900 (coll. Stedelijk
Museum, zie afbeelding).
![]() |
Onno Boers
met dank aan Hans Brandenburg voor het huisonderzoek
Foto's: Frank Lucas
[Vereniging Vrienden van Amsterdamse Gevelstenen]
(Uit: Binnenstad 280, maart/april 2017)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.