Het leven in deze verloren wijk is vastgelegd in een documentaire van de Dienst der Publieke Werken uit 1961 en de film De Weense Nachtegaal van Roelof Kiers uit 1968, waarin de melancholieke sfeer in de woning van deze uit Wenen afkomstige zangeres raak is getroffen: achter de vitrage denderen de treinen voorbij en aan het einde van de lm steekt de hoofdpersoon een kaarsje op in de Posthoornkerk.
De doorbraak van de Haarlemmer Houttuinen was een stedenbouwkundig monstrum.
Het zeventiende-eeuwse bouwblok tussen de Korte Prinsengracht en het Haarlemmerplein
werd geamputeerd tot aan de achterkant van de Haarlemmerdijk. De bebouwing langs het
spoor waar de bewoners en de treinreiziger elkaar in de ogen konden kijken verdween
geheel van de kaart. Hoewel de zeventiende-eeuwse bouwblokken tussen het Singel en de
Korte Prinsengracht onaangetast bleven, werd ‘de nieuwe uitleg’, het negentiende-eeuwse
tussengebied met de Westerdokstraat, vernietigd. Deze in wezen planloze doorbraak was
echter een waar eldorado voor verkeerskundigen. Een weg op poten met een viaduct over
de Korte Prinsengracht zou leiden naar het Haarlemmerplein. Daar zou een ingewikkeld
spel van ‘fly-overs’ vorm geven aan de aansluitingen op Marnixstraat en de Haarlemmerweg.
In de Zuiderkerk konden de Amsterdammers, ook zij die moesten verkassen, kennis
nemen van dit utopische stadsbeeld en zich verbazen over de voorgenomen verplaatsing
van de Haarlemmerpoort – het lijkt wel Boekarest tijdens Ceausescu – naar de ingang van
de Haarlemmerdijk.
Maar de realiteit is weerbarstig. In 1971 reduceerden bezuinigingen de verhoogde weg
tot een viaduct over de Korte Prinsengracht met op- en afritten aan weerzijden. Het resultaat
was een stedenbouwkundig niemandsland onder het viaduct bij het Bickerseiland. De
keermuur van het talud achter de Posthoornkerk maakte de eens zo levendige straat tot
een randgebied of rampgebied met parkeerplaatsen. De nu flink opgegroeide iepen zijn
niet bij machte het verlies te vergoeden.
Na de sloop van de woonblokken, was de
vraag: wat nu? Bedrijfsruimten achter de winkelstraat van de Haarlemmerdijk? Maar de tijd
wisselde van spoor; bewoners, gesteund door jonge architecten, kwamen in verzet tegen de
technocratische omgang met de binnenstad als plaats voor kantoren en verkeerswegen.
Journalisten als J.J. Vriend en K. Wiekart gaven bekendheid aan het fenomeen ‘Bouwen voor
de buurt’ in de vakbladen Wonen-TABK en Plan. Ook Han Lammers veegde als journalist
in De Groene Amsterdammer de vloer aan met het Amsterdamse gemeentebestuur. Maar
deze Saulus werd, zoals bekend, een Paulus. In actiecomités als ‘de Westelijke Eilanden’,
de Overleggroep Haarlemmerbuurt, de Jordaan en de Dapperbuurt werden het herstel
van de bestaande stad en de versterking van het woonkarakter de nieuwe uitgangspunten.
De gedwongen uittocht van Amsterdammers naar Almere en Purmerend kreeg een politiek
alternatief. Plannen voor de ‘herbouw’ – de nieuwbouw op het braakliggende gebied – van
de Haarlemmer Houttuinen werden in de, zelf met ondergang bedreigde, Posthoornkerk
tentoongesteld. Vanaf 1981 kwam de bouw op gang. Herman Hertzberger ontwierp de nieuwe
straatwand, Jouke van den Bout ‘de koppen’ aan de dwarsstraten, Arne van Herk en
Cees Nagelkerke ‘de witte huisjes’ aan de Nieuwe Houttuinen, EGM (W. Eykelenboom,
G. Gerritse en A. Middelhoek) het torengebouw op de hoek van de Buiten Oranjestraat.
Na versmalling tot stadsstraat kreeg de weg een tracé aan weerszijden van het voormalige
Rijksadministratiegebouw aan de Droogbak.
Dit gebouw heeft, althans gedeeltelijk, de stedenbouwkundige
structuur gered, door te blijven staan, te vergelijken met het Huis De-
Pinto in de Nieuwmarktbuurt. De Westerdokstraat kon, althans in naam, herrijzen in het
nieuwbouwcomplex van Rudy Uyttenhaak (1986-1989). De aldus versmalde weg kreeg
een tramtracé, dat in de lijn van het gehele Houttuinen project geen aansluiting kreeg op
de bestaande railinfrastructuur. De Duitse uitdrukking ‘Gescheiterte Hoffnung’ zou hier
gepast zijn. Niet uitgesloten is dat het viaduct over de Korte Prinsengracht verwijderd zal
worden. Dan is de cirkel weer gesloten. (2)
Vanwege de natuurstenen ornamenten en de flankerende leeuwenbeelden aan de monumentale
landhoofden en onderdoorgangen, leek het bakstenen spoorwegviaduct, een ontwerp
van A.L. van Gendt (1835-1901), in zijn vormgeving op het nog bestaande viaduct van
Antwerpen Centraal. (3) Na latere verbouwingen is die pracht verdwenen. Tussen circa 1875 en
1890 kwam tussen de bestaande Houttuinen en het nieuwe viaduct een nieuwe wijk tot
stand. Hoewel de nieuwe percelen met drie tot vier bouwlagen niet verschilden van vergelijkbare
particuliere bouw in de Kinkerbuurt en De Pijp, bezorgde de ligging aan het spoor
de Houttuinen een slecht visitekaartje aan de hoofdstad. Tussen het Singel en de Korte
Prinsengracht was meer ruimte; het daar gerealiseerde bouwblok van de Wester-dokstraat
was uitzonderlijk door de royaal bemeten woningen.
![]() |
Het ‘Posthoorncomplex’ aan de Haarlemmer Houttuinen (foto: Wim Ruigrok) |
Omringd door stoom en scheepsbedrijvigheid ontstond aan de Houttuinen een middeleeuwse
droomwereld. Een geslaagde grondaankoop had pastoor J.M. IJzermans in staat
gesteld om zijn schuilkerk ‘De Posthoorn’ aan de Prinsengracht, op de hoek met de Brouwersgracht,
te vervangen door de zo lang gewenste nieuwbouw. De bouw van de nieuwe
Posthoornkerk en pastorie (P.J.H. Cuypers, 1861-1863) was slechts de eerste fase. Zijn
opvolgers gaven met de bouw van vijf scholen en een klooster gestalte aan een omvangrijk
katholiek universum, dat van grote stedenbouwkundige betekenis werd voor de binnenstad.
Tot de bouw van de beide fronttorens in 1887-1889 lag de kerk inpandig achter de
Haarlemmerstraat, mysterieus verborgen achter een poortje. Naast de koorpartij van de
kerk staat de pastorie, die om het transept is gebouwd. Cuypers vertaalde het smalle zeventiende-
eeuwse Amsterdamse koopmanshuis naar een eigentijdse woning voor de
pastoor en zijn kapelaans in de uitwendige vormgeving van de laatgotische woonhuisarchitectuur.
(4) De inwendige ‘communicatie’ loopt langs een traptoren, met toegang tot de
kerk. Een uitkragende arkeltoren, als tweede en directe toegang tussen de eerste verdieping
en de grote zaal, domineert in belangrijke mate het gevelbeeld. De toegepaste gordel- en
korfbogen als ontlastingsbogen boven de vensters brengen de genoemde hertaling ook in
het stadsbeeld tot uitdrukking. De vensters hebben kruiskozijnen met een deels negentiende-
eeuwse en laatgotisch roedeverdeling. Hier gaf Cuypers zijn proeve van het stadswoonhuis.
Het silhouet van kerk en pastorie aan de Houttuinen bleef niet onopgemerkt:
‘Van het uiterlijk der kerk lijkt mij de choorpartij het meest aantrekkelijk, waar men boven
den choorpolygoon den achtkanten lantaarn ziet oprijzen, waar men ook de karaktervolle
pastorie ziet, met het ronde hangtorentje dat de trap bergt, met de deftig-hooge en diepe
stoep met de betrekkelijk kleine vensters, een stukje romantisch gothieke woonhuisbouw,
dat aan de fantaizie van Gustave Dorée doet denken’. (5) Het complex groeide, eerst door
uitbreiding met het buurpand - met de lijstgevel –, in 1873 vervolgens door de bouw van de
eerste school in 1875, Haarlemmer Houttuinen 5. Deze neogotisch timmermansgevel van
J.W. ter Berg lijkt een zwak ontwerp naast Cuypers’ pastorie. A.C. Bleys (1842-1912),
F.M.J. Caron (1866-1945) en J.P.I. (Jos) Hegener (1864-1933) gaven vorm aan de uitgroei
tot een waar Posthoorncomplex door de bouw van vijf scholen en een klooster. Bleys ontwierp
het Sint-Antoniagesticht, Haarlemmer Houttuinen 53 (1890) en het belendende klooster
op de nummers 55-59 (1891) met een gelaagde gevelcompositie op een forse rustica en
een trapgevel. (6) Bleys, de architect van de Sint- Nicolaaskerk, vestigde zich op Haarlemmer
Houttuinen 44a – nu helaas gesloopt – , dat hij in 1880 verbouwde met een ’tijdloze’ achtergevel
met gietijzeren balkons. In dezelfde buurt ontwierp hij het robuuste hoekpand
Droogbak 13. (7) Hij was dus parochiaan van De Posthoorn en ontwierp voor de kerk de
biechtstoelen (1886) en leverde de kruiswegstaties (1889). Het gevelbeeld toont de onderling
verschillende reectie van Cuypers en Bleys op het verleden en hun inspiratiebron.
Cuypers richtte zich naar de Franse architect Eugène Viollet-le-Duc (1814-1879) in diens
herinterpretatie van de gothiek, wat af te lezen is aan de kerk en de pastorie. Het Sint-Antoniagesticht
en het klooster, Haarlemmer Houttuinen 53-55-59 (1890-1891), van Bleys
kregen een gelaagde gevelcompositie met trapgevel op een forse rustica. Deze gelaagdheid
lijkt te verwijzen naar de bouwsporen van ‘Vredenburgh’ aan de Oudezijds Achterburgwal,
dat in 1883-1890 door zijn eigen nieuwbouw is vervangen. (8)
Caron ontwierp in 1894 de Sint-Antoniaschool voor meisjes, Haarlemmerstraat 132-
136, met een rijk geproleerde gevel in neogotische trant op een robuuste granieten
plint. (9) Enkele jaren geleden schreef Vincent van Rossem over deze gevel: ‘Het getuigt van
uitgesproken eigenzinnige stilistische opvattingen. Diverse historische motieven worden
door elkaar heen gebruikt en zo is een zeer rijk gevelbeeld ontstaan dat zich stilistisch
moeilijk laat duiden’. (10) Caron bouwde veel aan de Haarlemmerdijk en -straat, o.a. ontwierp
hij als huisarchitect van V&D in 1906 het reeds lang gesloopte winkelpand Haarlemmerstraat-
Korte Prinsengracht. In 1911 vormde de bouw van de Normaalschool voor
meisjes, Korte Prinsengracht 17-19, het sluitstuk van de parochiële scholenbouw in het
Posthoornbouwblok, ditmaal niet door Caron maar door architect Jos. Hegener. Hij gaf dit
grote schoolgebouw een andere uitwendige vormgeving dan de neogotiek van de school
van Caron. Het werd een fors schoolgebouw in gele baksteen. Hij gaf deze nieuwbouw een
historisch karakter door het beeld van de Eenhoorn in de topgevel als verwijzing naar
de nabijgelegen Eenhoornsluis. De zusters Poenitenten-Collectinen van Roozendaal verzorgden
het onderwijs in de scholen en konden langs een hooggelegen luchtbrug vanuit
hun klooster aan de Houttuinen het schoolgebouw bereiken. Bij de recente herbestemming
is dit onderdeel verwijderd.
Ook dit katholieke universum, waar het
kerkgebouw, als in een middeleeuwse stad het middelpunt, zijn omgeving domineerde, ontkwam
niet aan amputatie. Met de afbraak van de bebouwing aan de overzijde van kerk en
pastorie verdween ook de parochiële Sint-Josephschool voor jongens met onderwijzerswoning,
Haarlemmer Houttuinen 24, ook een schepping van Bleys uit 1880. (11) Aan de achterzijde
kreeg deze school aan Westerdokstraat 35 een uitbreiding door Caron in de strakke
‘modernistische’ trant van zijn oeuvre rond de eeuwwisseling. Het laat-negentiende-eeuwse
Posthoorncomplex veranderde van een katholiek universum in een stadsrand aan het
spoor. De invoeging van dit complex in het bestaande zeventiende-eeuwse havenfront was
tot in de jaren zestig van de twintigste eeuw niet onomstreden. Maar dat de identiteit van
de Haarlemmerbuurt nu mede door dit katholieke universum wordt bepaald heeft te
maken met de paradigmawisseling die recent door Gabri van Tussenbroek is beschreven. (12)
Guido Hoogewoud
Voetnoten:
1. ‘Voorlopig schema van verkeersverbeteringen in de binnenstad’,
‘Nota stadsontwikkeling en verkeer’, Gemeenteblad 1931, I, 252-273
in: V. van Rossem, Het Algemeen uitbreidingsplan van Amsterdam, geschiedenis
en ontwerp, Rotterdam 1993, p. 191.
2. Oost-Westlijn, voorstel voor een comfortabele fietsroute van Haarlemmerpoort
naar Funen, publicaties Stadsdeel bestuur Centrum 2013,
vergaderstukken, raadsvoorstellen 29 januari 2013-K.
3. Het genootschap ‘Leeuwen van het Centraal Station’ heeft na een
zoektocht van zes jaar de zestien inmiddels verdwenen leeuwen
weer kunnen traceren.
4. ‘Vondelhoven’ aan de Vondelstraat (1870-1871) is in 1971 samen
met de belendende NH Koepelkerk gesloopt voor de bouw van
het Marriott Hotel.
5. J. Kalf, Het Werk van dr. P.J.H. Cuypers 1827-1917, Amsterdam
1917, p. 14.
6. Zie voor de scholenbouw: De Tijd, 20 november 1897.
7. T. van der Kooij, P. van Dael, Vroomheid op de Oudezijds. Drie Nicolaaskerken
in Amsterdam, 1988.
8. Op een tekening door Gerrit Lamberts uit 1818 is de oorspronkelijke
gevel afgebeeld (SAA).
9. Verslag van de opening in De Tijd, 2 februari 1894.
10. Vincent van Rossem, ‘François Marie Joseph Caron (1866-1945)’
in: Binnenstad 237 (dec. 2009).
11. H.R. Hendriks te Oss was de laagste inschrijver voor fl. 48,200.
Hij was ook de aannemer voor de Sint-Nicolaaskerk.
12. Gabri van Tussenbroek, De mythe van de onveranderlijkheid, veranderende
opvattingen over Amsterdamse monumenten, oratie, 9 dec. 2015.
(Uit: Binnenstad 274, januari/februari 2016)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.