![]() |
De brede façade van Keizersgracht 105 en, rechts ervan, de zandstenen gevel van nummer 107. |
Toen de AVRO in 1928 zijn intrek nam in Keizersgracht 107, het eerste van de drie grachtenpanden die de omroepvereniging aankocht, bleef de opzet van het eeuwenoude patriciërshuis goeddeels gehandhaafd. Om te voldoen aan een aantal specifieke eisen, zoals een grote ruimte voor de ledenadministratie, ontstond in 1931 het plan het gebouw aan te passen. De succesvolle architect Philip Anne Warners – die zich merkwaardigerwijs van de initialen F.A. bediende – werd benaderd voor het maken van een verbouwingsplan. Op aanraden van de architect besloot de directie echter het huis te slopen en nieuwbouw te realiseren. De zandstenen blokken van de gevel werden voorafgaand aan de afbraak genummerd en vervolgens steen voor steen weer opgebouwd. Warners veroorloofde zich bij de gevelreconstructie enige aanpassingen. Zo keerde de oorspronkelijke stoep niet terug en kwam de entree gelijkstraats te liggen, aan de bovenzijde voorzien van de naam van de omroep. Ook de raamomlijsting op de eerste verdieping en het erboven aangebrachte balkon, beide op de middenas, weken af van de eerdere toestand. Van de oude interieurs bleef niets gespaard. Afgezien van de hoofdtrap met gesneden balusters en de gang met stucdecoraties op de bel-etage waren de interieurs, aldus Warners, van geringe waarde. Nu is het een ongeschreven regel dat architecten, die een opdracht in het verschiet hebben, zich niet onderscheiden als de meest objectieve beoordelaars van de bebouwing die hiervoor moet wijken. Tegenover deze onverschilligheid staat de rijkdom van de nieuw aangebrachte interieurs, naar ontwerp van de architect, die voor een deel bewaard zijn gebleven. Met name het trappenhuis kreeg een zorgvuldige afwerking. Louis Raemaekers, die vooral als cartoonist bekendheid verwierf, werd ingeschakeld om een glas-in-loodraam voor deze ruimte te ontwerpen. Vanwege de al gememoreerde groei van de omroep werden in 1936 het pand met huisnummer 105, waarvan de gevel uit 1763 stamde, en het aangrenzende smalle huis op nummer 103 aangekocht en vervolgens gesloopt ten behoeve van een nieuw hoofdkantoor. Wederom werd Warners met de plannen belast. De nieuwe gevel van Keizersgracht 105 was gebaseerd op die van de voorganger, maar dan in een bredere uitvoering met vijf vensters per verdieping, in plaats van de drie vensteropeningen in de oorspronkelijke toestand. Verder maakte Warners gebruik van oude onderdelen: de natuurstenen decoraties in de middenas, de consoles van de afsluitende lijst, de gevelsteen met het opschrift D’ Bruynvis en de vazen op de balustrade. De massieve in brons uitgevoerde toegangsdeur vormt het enige onderdeel dat afwijkt van de vormgeving in achttiende-eeuwse trant.
![]() |
![]() |
De centrale hal van Keizersgracht 105 | De trap naar de hogere verdiepingen van Keizersgracht 105 |
Warners’ historiserende gevel van nummer 105 contrasteert met andere projecten van
zijn hand. Vooral in Amsterdam-Zuid heeft hij in de vooroorlogse jaren veel gebouwd, variërend
van vrijstaande villa’s en geschakelde herenhuizen tot de opzienbarende etagehuizen
die hier ter stede ongekend waren. Nog frappanter is het verschil met de Hilversumse studio
die de AVRO praktisch tegelijkertijd, in 1934-1936, liet bouwen, naar ontwerp van Ben
Merkelbach in het idioom van het Nieuwe Bouwen. De afwijkende vormgeving van beide
kantoorpanden aan de Keizersgracht kan worden verklaard uit het belang dat in de
vooroorlogse jaren werd gehecht aan het stadsschoon van de historische binnenstad en
de grachtengordel in het bijzonder. Als antwoord op het proces van schaalvergroting en
cityvorming bestond een breed gedragen behoefte om het architectonisch karakter van de
grachten zoveel mogelijk te bewaren. Vandaar dat de gevel van nummer 107 met behoud van
het originele bouwmateriaal werd gereconstrueerd en dat bij nummer 105 oude gevelonderdelen
werden hergebruikt. De beide AVRO-kantoren aan de Keizersgracht vormen
een schoolvoorbeeld van aangepast bouwen dat in het interbellum aan de grachten gangbaar
was. Bijgevolg komt vooroorlogse modernistische architectuur, waarvoor Merkelbachs
studio in Hilversum exemplarisch is, hier alleen op bescheiden schaal voor. Hoezeer de
architect ingenomen was met het resultaat blijkt uit het boek Amsterdamse bouwkunst en
stadsschoon 1306-1942 dat de Delftse hoogleraar J.G. Wattjes in samenwerking met Warners
schreef. Het kantoorgebouw Keizersgracht 105 ‘kan wellicht in vele gevallen als
navolgenswaardig voorbeeld strekken, hoezeer ook het daarbij verloren gaan van mooie
interieurs te betreuren is’.
Dit citaat onderstreept dat de focus op het stadsbeeld een keerzijde had: de historische
interieurs waren in die tijd vogelvrij. Net als bij het buurpand werden ze door Warners verwijderd,
nadat enkele vertrekken kort voor de afbraak door hem waren opgemeten en gedocumenteerd.
Betoogde de architect een paar jaar eerder dat het interieur van nummer 107
weinig waardevols bevatte, nu kon hij niet met dit argument wegkomen zonder zichzelf te
blameren. Tot de interieurschatten behoorden de behangselschilderingen van Jurriaan
Andriessen uit 1785 in de eetkamer, waarvan na de verwijdering ieder spoor ontbreekt.
Voorts bevatte de zaal in het achterhuis een monumentale betimmering met pilasters. In
dit opzicht was de werkwijze van Warners, nieuwbouw ten koste van kunsthistorisch
waardevolle interieurs, beslist niet navolgenswaardig.
![]() |
![]() |
De voorkamer op de eerste verdieping | Smeedijzeren trappaal van het trappenhuis tussen de bel-etage en de eerste verdieping |
Naast de algemene vereisten voor een kantoorgebouw – uiteenlopend van vergaderruimten
en kamers voor directie en personeel tot technische ruimten voor installaties –
moest Warners rekening houden met meer specifieke wensen van de opdrachtgever. Zo
diende plaats te worden ingeruimd voor het onderbrengen van het omvangrijke kaartsysteem
met de adresgegevens van de ‘luistervinken’, die geld doneerden voor radio-uitzendingen,
en van de abonnees op de Radiobode, het orgaan van de omroepvereniging. De
kaarten werden in ladebakken opgeborgen. Voor deze ledenadministratie ontwierp Warners
rechts van de ingang een vertrek, dat de gehele diepte van het pand beslaat en dat hij
voorzag van een galerij met balustrade en lichtkap. De ruimte kreeg een zakelijke vormgeving
en inrichting, zoals blijkt uit oude foto’s in het Warners-archief.
Het voornemen van de AVRO was om van Keizersgracht 105 meer dan alleen een kantoorgebouw
te maken. Hierin moesten een studio, een museumzaal en een tentoonstellingsruimte
worden ondergebracht. In de Radiobode van de AVRO van 15 maart 1940 staat
dat het nieuwe pand bedoeld was als ‘Broadcasting House’. De naamgeving verraadt de
voorbeeldwerking van het gebouw van de BBC in Londen uit 1932. Keizersgracht 105 heeft
echter nooit als ‘Broadcasting House’ met studio en expositieruimten gefunctioneerd.
In 1941 werd het onvoltooide gebouw geconfisqueerd door de Nederlandsche Omroep,
die door de bezetter in het leven was geroepen. Warners, die tot zijn geluk bij de voltooiing
en inrichting van het gebouw betrokken mocht blijven, moest het geschikt maken voor
de verhuur. Verscheidene ruimten kregen zodoende een andere functie dan oorspronkelijk
de bedoeling was.
De architect ontwierp een weldoordacht gebouw. De verkeersruimten, die een representatieve
functie hadden – en nog altijd hebben – staan in open verbinding met elkaar. Op de
bel-etage ontwierp hij een vestibule, met erachter een brede gang die leidt naar een ‘hall’
in het hart van het gebouw. Deze staat aan de noordzijde in directe relatie met een trap naar
de eerste verdieping. Ook op de verdiepingen voorzag de architect in een hal annex trappenhuis.
De trap naar de hogere verdiepingen is op een andere plaats gesitueerd dan die van
de bel-etage naar de eerste verdieping, namelijk tegen de lichthof aan de zuidzijde. De
hallen, trappen en gangen maken een allesbehalve sombere indruk doordat ze, dankzij
enorme glaspuien, daglicht ontvangen vanuit twee binnenhoven, maar ook door de plaatsing
van glazen deuren en wanden als afscheiding van de aanpalende vertrekken.
De rijke interieurafwerking is in overeenstemming met de hooggestemde ambities die de
AVRO met het gebouw had. De verkeersruimten zijn verfraaid met zwart en wit geaderd
marmer voor de vloeren en lambriseringen. Het licht gewelfde stucplafond van de vestibule
en gang is opgebouwd uit cassetten in de vorm van grote en kleine ruiten. In de grote
ruiten zijn decoraties met bloemmotieven aangebracht. Voor de ‘hall’ ontwierp Warners
een gestuct cassetteplafond met in ieder veld een ster. Ook andere vertrekken zijn verrijkt
met gedecoreerde stucplafonds. Door de herhaling van motieven zoals de cassetten met
het stermotief en de toepassing van wit en zwart marmer bewerkstelligde de architect
een eenheid, door te variëren met de motieven zorgde hij tevens voor afwisseling. Groot is
dan ook het contrast met naoorlogse voorbeelden van aangepast bouwen, waarvan de
interieurs vrijwel altijd als non-descript kunnen worden gekenschetst.
![]() |
Glas-in-loodraam in het trappenhuis |
Warners deed voor de opluistering van het gebouw een beroep op beeldend kunstenaars,
onder wie Nico Witteman en Nel Klaassen. Hoewel deze kunstenaars enigszins in de vergetelheid
zijn geraakt, gaven zij met hun artistieke bijdrage de interieurs een meerwaarde.
Witteman was ingeschakeld voor het leeuwendeel van het siersmeedwerk. Hij kreeg veel
opdrachten van de rooms-katholieke kerk. Een proeve van zijn kunnen is het smeedwerk
in de Sint-Agneskerk in Amsterdam. In Keizersgracht 105 is het tochtportaal tussen de
vestibule en de brede middengang waarschijnlijk van zijn hand. Hetzelfde geldt voor de
trapversieringen. Het blijft vooralsnog ongewis of Witteman alleen verantwoordelijk was
voor de uitvoering of tevens voor het ontwerp. In het archief Warners zijn tal van schetsen
van het smeedwerk bewaard gebleven, onder andere van de spiraalvormige trappaal op de
bel-etage. Net als bij veel detailtekeningen in het archief, is niet duidelijk of ze van de ingeschakelde
kunstenaars of van de architect zijn. Het trappenhuis ontvangt licht dankzij een
legraam dat is voorzien van glas in lood, waarop godheden uit de oudheid zijn uitgebeeld.
De maker van dit kwalitatief hoogstaande kunstwerk is vooralsnog onbekend, maar het
raam kan zich meten met het beste werk van Charles Eyck en Joep Nicolas. Deze kunstenaars
hadden in 1938 glas-in-loodramen gemaakt voor het door Warners ontworpen (niet
meer bestaande) bierhuis ’t Brouwerswapen aan het Rembrandtplein.
Nel Klaassen, de eerste winnaar van de Prix de Rome voor monumentale beeldhouwkunst in
1932, was ingeschakeld voor de intarsia van de marmeren vloeren in het gebouw. Vooral de
exempels in de hal op de begane grond, met als voorstelling de tekens van de dierenriem,
zijn van een hoge kwaliteit. Het ligt in de lijn der verwachting dat Klaassen ook de maker
was van de natuurstenen schouw met gebeeldhouwde dierfiguren in een van de voorkamers
op de eerste verdieping.
In het archief van Warners worden tal van ontwerptekeningen voor de stucdecoraties in
het gebouw bewaard. Aangezien enkele schetsen door Nel Klaassen zijn gesigneerd, zal zij
voor deze onderdelen verantwoordelijk zijn geweest. In de gang op de hoofdverdieping
zijn op beide wanden de vier seizoenen uitgebeeld. Tegen de achterwand van de ‘hall’ is
een klok bevestigd, omgeven door een uitbeelding van Apollo in zijn zonnewagen. Verder
is de kamer aan de tuinzijde op de eerste verdieping in de dagkanten van de vensters
voorzien van sierlijke stucornamentiek. De voorstellingen roepen de sfeer van de oudheid
op, vanwege de tempeltjes, de dracht van de personages en de mediterrane landschappen
en flora. De onderwerpskeuze komt overeen met het grote glas-in-loodraam waarin
ook wordt gerefereerd aan de klassieke oudheid.
De kunstwerken kwamen tot stand in de oorlogsjaren toen de Nederlandsche Omroep
het gebouw in gebruik had genomen. Wellicht kozen Warners en de beeldend kunstenaars
opzettelijk voor neutrale thema’s uit de oudheid.
Aan de achterzijde van de tuin, tegen de erfscheiding, ontwierp Warners een muur met
boogvormige nissen. Hierin zijn vijf gebeeldhouwde bustes geplaatst. Een oude foto in de
collectie van het Stadsarchief laat zien dat deze sculpturen reeds vóór de nieuwbouw van
Warners in de tuin stonden, maar dat ze toen niet in nissen waren geplaatst.
![]() |
De brede gang (links), de ‘hall’ en de trap |
Nadat het pand in andere handen was overgegaan, onderging het in 2012-2013 een renovatie.
De nieuwe eigenaar, Harvest & Millten, nam wijselijk de monumentale waarden van
het gebouw als uitgangspunt. Voor de lezers van dit tijdschrift moge deze handelwijze vanzelfsprekend
zijn, in de wereld van de ontwikkelaars gelden dikwijls andere mores. In nauw
overleg met de monumentenadviseur van Monumenten en Archeologie werd gezocht
naar een oplossing voor de strenge brandweereisen die aan een kantoorpand worden
gesteld. Dit was geen sinecure. Een van de grootste waarden van het interieur – naast de
inbreng van beeldend kunstenaars, de detaillering en het materiaalgebruik – is de ruimtewerking
van vestibule, gang, centrale ‘hall’ en trappenhuis, die alle in open verbinding met
elkaar staan. Het meest goedkope antwoord op genoemde eisen is het aanbrengen van
brandscheidende wanden met alle negatieve ruimtelijke gevolgen van dien. Voor zowel de
eigenaar als monumentenzorg was dit geen optie. Gekozen is voor een ogenschijnlijk
eenvoudige, maar kostbare ingreep: het brandwerend maken van de bestaande
glaspuien. Dit betekende dat alle glasruiten, waarvan door Warners kwistig gebruik is gemaakt,
moesten worden vernieuwd. Om te voorkomen dat in de fraaie stucplafonds
rookmelders aangebracht dienden te worden, werd geopteerd voor een systeem van branddetectie
door middel van een in de ‘hall’ geplaatste sensor.
Wie kans ziet het gebouw te bezoeken, merkt direct op dat de huidige gebruikers een aversie
hebben van saaie en uniforme kantoorinterieurs. Ze wisten een jaloersmakende werkomgeving
te creëren. Niettemin kunnen uit oogpunt van monumentenzorg enkele kanttekeningen
worden gemaakt. De huurder liet de witte wanden met stucdecoraties in de gang
en de ‘hall’ donkergrijs schilderen. Deze zouden echter beter tot hun recht komen als ze
wit waren gelaten en alleen het fond in een donkere kleur was geschilderd. Ook is het
jammer dat het glas-in-loodraam momenteel aan het zicht wordt onttrokken door een glasbak
om meer licht in het trappenhuis te verkrijgen. Gelukkig is dit een reversibele oplossing;
het is te hopen dat medewerkers en bezoekers in de nabije toekomst weer verrast
worden door de kleurenrijkdom van de uitgebeelde godenwereld.
Coert Peter Krabbe
De auteur is werkzaam bij Monumenten en Archeologie van de gemeente Amsterdam Met dank aan Foppe Eshuis, mede-eigenaar en een van de verantwoordelijken voor de restauratie en ontwikkeling van Keizersgracht 105. Het archief van Warners, waarnaar in de tekst wordt verwezen, berust in het Nederlands Architectuurinstituut in Rotterdam, dat tegenwoordig als het Nieuwe Instituut wordt aangeduid.
(Uit: Binnenstad 270, mei/juni 2015)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.