Maar voor velen bleef een reis naar Italië een onbetaalbare droom en ook voor geletterde Amsterdammers was dat gedurende de eerste decennia na de oorlog geen realistische optie. Voor het plannen van een cultureel uitstapje keek men in de boekenkast naar de Heemschutserie. Die bood tal van boeiende bestemmingen die gewoon met de Nederlandse Spoorwegen bereikbaar waren. Historische steden zoals Hoorn, Haarlem, Groningen, Hindeloopen, Den Bosch, Dordrecht, Alkmaar, Maastricht, Leiden, Utrecht, Enkhuizen, Zaltbommel, Kampen, Zierikzee, Amersfoort, Deventer en Bergen op Zoom. A.A. Kok, de onvolprezen redacteur van de serie, noemde dit de ‘stedenboeken’. Dat klinkt gewichtig maar het waren bescheiden boekjes die in de jaszak van de reiziger pasten.
![]() |
Gezicht op Dordrecht van Jan van Goyen (foto: Dordrechts Museum) |
De historische kernen van deze steden hebben de vernielzucht van talloze wethouders en
projectontwikkelaars heel aardig overleefd. Dankzij Heemschut en de monumentenzorg.
De Amsterdamse binnenstad is niet het enige wereldwonder in Nederland. Deventer is echt
dichterbij dan Bangkok en bovendien veel leuker. De inboorlingen spreken gewoon
Nederlands en er is genoeg te zien om een heel weekend zoet te zijn. Reis per trein, niet
alleen vanwege het milieu maar vooral omdat de stations destijds overal aan de rand van de
oude binnenstad zijn gebouwd. Zo bespaart u zich de kennismaking met deprimerende
nieuwbouwwijken en het labyrint van asfalt dat steevast langs uitgestrekte bedrijventerreinen
voert. Bovendien is alles in die oude stadjes op loopafstand. Ook in Deventer staat
het aardige stationsgebouw uit 1914 aan de singelgracht van de Hanzestad.
Natuurlijk zijn de Heemschut deeltjes na driekwart eeuw gedateerd. Actuele informatie
over hippe eetgelegenheden en up-to-date hotels ontbreekt, die staat op internet, maar
het merkwaardige is dat het monumentale erfgoed in die aangenaam stille binnensteden
niet veroudert, integendeel, het wordt op een geheimzinnige manier actueler. Steeds meer
mensen twijfelen aan de zegeningen van de vooruitgang. Onze Vereniging heeft niet voor
niets een groot aantal leden dat ondanks de crisis blijft groeien. De oude steden van
Nederland worden gekoesterd door hun bewoners. Zij bieden een veel aangenamer
toekomstperspectief voor de menselijke samenleving dan de hoogbouwwijken uit de
twintigste eeuw.
Behalve stedenschoon is er nog een belangrijke reden voor een uitstapje, namelijk de
aanwezigheid van een serieus museum. Amsterdammers zijn verwend met drie belangrijke
musea, maar daar staat tegenover dat de hordes toeristen een bezoek aan Rembrandt
en Van Gogh tot een ware bezoeking maken. De intercity brengt ons in anderhalf uur naar
Dordrecht, zonder overstappen. Ook daar scheert het spoor langs de historische stad. In
vroeger tijden arriveerden bezoekers over het water, bij het Groothoofd aan de andere zijde
van de stad, waar de Oude Maas, de Noord en de Beneden Merwede het meest magistrale
riviergezicht van Nederland vormen. Jan van Goyen heeft het vaak geschilderd, met de
O.L.Vrouwekerk als merkteken van Dordrecht: het klassieke beeld van een Hollandse
stad. Vanaf het Groothoofd voert de Wijnstraat door het oudste deel van de stad. Voor
de liefhebbers van architectuur is er veel te zien, ook in de Voorstraat, aan de andere kant
van de Wijnhaven. De pilastergevel van Pieter Post uit 1653, Wijnstraat 79, laat zien dat de
stad geen last had van valse bescheidenheid.
Het Dordrechts Museum wordt door de
Heemschutgids alleen terloops genoemd, in het hoofdstuk ‘Dortsche schilders’, terwijl aan
de Onze Lieve Vrouwekerk twintig pagina’s worden gewijd. Met een apart hoofdstuk
voor de koorbanken: ‘men overtuige zich ter plaatse van de weergalooze schoonheid dezer
unieke voortbrengselen der renaissance houtsnijkunst in de Nederlanden’. Maar het Dordrechts
Museum is wel degelijk een aanrader van de eerste orde, een heerlijk museum waar
het niet te druk is zodat de ouderwetse genoegens van het museumbezoek weer eens naar
hartenlust gesavoureerd kunnen worden. Het gebouw, aangenaam gesitueerd in de oude
binnenstad, is onlangs beschaafd gemoderniseerd. Zelfs na een geheel verregend weekend
zal niemand spijt hebben van het bezoek aan Dordrecht.
Sinds 2008 beschikt het museum ook over zo’n schitterend ‘Gezicht op Dordrecht’ van
Jan van Goyen. Maar er is natuurlijk nog veel meer en de ware liefhebber komt niet voor
topstukken. Die dwaalt een beetje door de zalen en laat zich graag verrassen door het
wonder van de schilderkunst. Waarom is die ‘Binnenplaats bij het stadhuis te Culemborg’
van Jan Weissenbruch zo’n betoverend schilderij?
Jan Weissenbruch staat niet bekend als een groot meester. Arie Scheffer was ooit
wereldberoemd, maar zijn werk kan niet meer echt bekoren. Samuel van Hoogstraten
en Nicolaes Maes vallen altijd weer tegen. Het is niet eens een kwestie van smaak maar
een gevoel. ‘Het Drielse veer’, van Gabriël, misschien is die gelukservaring een jeugdsentiment.
Is Gabriël niet sowieso een onderschatte schilder? Jongkind, vertegenwoordigd
met het magische ‘Gezicht op het Groothoofd bij maanlicht’, heeft geheel terecht een
internationale reputatie. Dat geldt eigenlijk niet voor Breitner, wiens ‘Lauriergracht in de
winter’ voor Amsterdammers een feest der herkenning is. Was Monet dan heus zoveel
beter? Stedenschoon en kunstgenot, wat wil een mens nog meer.
Vincent van Rossem
(Uit: Binnenstad 268, januari/februari 2015)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.