![]() |
Gideon Bodden achter het stokkenklavier in de Munttoren (foto Walther Schoonenberg) |
Met Walther die vandaag als fotograaf zal fungeren wacht ik bij een deurtje aan de voet van de Munttoren. Daar ontmoeten we Gideon Bodden, die vanmiddag het carillon van de toren zal bespelen. Via een hele smalle spiltrap in een later aangebouwd traptorentje beklimmen we de toren.
Wanneer is het carillonspel eigenlijk ontstaan?
“Het oudste document, een rekening voor een klavier
in de toren van het stadhuis in Oudenaarde, dateert uit 1510, dit jaar precies 500 jaar geleden.
Van twee of drie jaar later zijn er echter ook documenten bekend uit de noordelijke Nederlanden,
uit Haarlem, Middelburg etc. Het carillon is ontstaan uit slagklokken, niet uit luidklokken.
Slagklokken dateren uit de tijd dat het mechanisch uurwerk ontstond, ze werden gebruikt om de tijd aan
te geven. Een slagklok hangt stil en wordt met een hamertje aangeslagen. Een luidklok daarentegen wordt
met behulp van een touw en een wiel in zijn geheel heen en weer geschommeld, terwijl de klepel het ritme
van de klok volgt. Op die laatste manier krijg je wel het meest volle geluid, maar deze methode is niet
geschikt om de klokken als muziekinstrument te bespelen.”
Op de eerste verdieping staat een stokkenklavier, maar dat blijkt slechts een oefenklavier te zijn,
de stokken of toetsen zijn niet verbonden met de klokken bovenin de toren. Twee verdiepingen daarboven
bevindt zich een speeltrommel uit de zeventiende eeuw, waarmee het carillon mechanisch bespeeld kan worden.
De speeltrommel ziet eruit als een soort grote wasmachinetrommel, als een gebogen metalen plaat doorstansd met
gaatjes. Gideon Bodden vertelt echter dat de speeltrommel in twee delen is gegoten. “Dat was nogal een
huzarenstukje, een technisch hoogstandje”. Ook die vierkante gaatjes zijn bijzonder. “Dat zijn er 4000 en
ze zijn met de hand uitgevijld, een werkje waar twee jonge knechten twee jaar aan hebben gewerkt”. Door in
die gaatjes pinnetjes te steken, kan men een melodie programmeren, die met behulp van metalen draden en
hamertjes wordt overgebracht op de klokken bovenin de toren. Elke klok kan aan de buitenzijde worden aangeslagen
door twee hamertjes waardoor het mogelijk is een klok tweemaal snel achterelkaar aan te slaan. Op de speeltrommel
staan vier korte melodieën ingesteld; vóór elke kwartierslag klinkt een kort ‘deuntje’ van ongeveer een halve minuut.
Tweemaal per jaar worden er nieuwe melodieën geprogrammeerd; het kost dan vijf mandagen om de bestaande melodie van
de trommel te ‘versteken’. De speeltrommel wordt aangedreven door het torenuurwerk en hangt in een ijzeren frame,
waarvan de staanders zijn vormgegeven als classicistische zuiltjes.
“Deze speeltrommel is door Pieter Hemony, de stadsklokkengieter, speciaal voor het klokkenspel in
de Munttoren gemaakt en heeft de stad een vermogen gekost. Door het materiaalgebruik, messing, was de trommel
niet alleen duurder, maar ook duurzamer dan de gebruikelijke smeedijzeren trommels. Behalve hier staat er
alleen in het Stadhuis op de Dam een dergelijk exemplaar. Daarnaast zijn er in de stad nog drie andere
speeltrommels: in de Oude Kerk, de Westertoren en de Zuidertoren. De speeltrommel van de Munt was echter
zo bekend, dat zij verschillende malen is gekopieerd, in 1670 voor een carillon in Darmstadt, maar ook
nog een eeuw later voor het speelwerk in de toren van Nijkerk.”
Het stadsdeelbestuur had het idee opgevat
om de carillons naar voorbeeld van moderne carillons om te bouwen naar een computergestuurd carillon.
“Dat kan wel”, zegt Gideon Bodden, “maar dan moet je het instrument zo ingrijpend wijzigen dat het als
monument in feite ophoudt te bestaan. De speeltrommel van 1669 zou buiten gebruik moeten worden gesteld,
evenals de historische tractuur en de smeedijzeren hamers; het instrument zou dan niet meer klinken
zoals het meer dan 340 jaar geklonken heeft.”
Zijn de klokken tegelijk met de speeltrommel gemaakt, of bestonden die al eerder?
“In 1651 is in de
voormalige beurs van Hendrick de Keyser op het Rokin een klokkenspel van François en Pieter Hemony aangebracht.
Toen bij het vergroten van de beurs in 1668 de toren waar het carillon in hing moest worden afgebroken,
werden de klokken naar hier overgebracht. In 1668 is dit carillon dat oorspronkelijk uit 23 klokken bestond,
door Pieter Hemony uitgebreid tot 33 klokken. Van deze Hemonyklokken zijn er nu nog 13 in gebruik.
Bronzen klokken zouden ongevoelig zijn voor corrosie als er geen luchtverontreiniging was, maar vooral door
de kolenstook, aan het begin van de twintigste eeuw, zijn veel klokken aangetast, met name de kleinere, die
relatief gevoeliger zijn voor aantasting dan de grote”.
Waarom waren de klokken van de gebroeders Hemony nu zo vermaard?
“Vóór zij klokken goten, bestonden er
eigenlijk geen zuiver gestemde klokken, oudere klokken waren zowel in zichzelf als ten opzichte van elkaar
onzuiver. In 1640 zijn de Hemony’s uit Lotharingen naar Zutphen gekomen. Pas hier hebben zij met het klokkenspel
kennis gemaakt; het idee om met klokken muziek te maken is in de Nederlanden ontstaan. Vanuit het ‘niets’
hebben zij toen een ongeëvenaarde perfectie bereikt. Het klokkenspel van Monnickendam bijvoorbeeld dateert van
vóór die tijd en heeft dan ook een heel eigen, karakteristieke klank. Charmant en interessant, maar ook erg vals”,
zegt Bodden. “Het carillon in de Wijnhuistoren van Zutphen was het eerste dat de gebroeders Hemony hebben gemaakt.
Helaas is dit bij een brand in 1920 verloren gegaan. Omdat dat carillon zo goed klonk, heeft het toenmalige
stadsbestuur hen naar Amsterdam gehaald, waar zij in 1655 op het Molenpad ruimte kregen aangeboden om een klokken-
(en geschuts)gieterij te beginnen. Na hen heeft niemand meer dat hoge niveau van klokkenmaken bereikt. Pieter
Hemony heeft het geheim van het ontwerpen en stemmen van klokken in 1680 meegenomen in zijn graf. Alleen in
Antwerpen wist een vroegere leerling nog tamelijk mooie carillonklokken te maken. Je zou de Hemonyklokken kunnen
vergelijken met de violen van Stradivarius. Eeuwenlang hebben klokkengieters alles in het werk gesteld om die
kunst te herontdekken, maar pas aan het begin van de twintigste eeuw slaagde de Engelse klokkengieter Taylor
erin om een enigszins zuivere reeks klokken te maken. Nadien volgden ook Nederlandse klokkengieters, maar
hun werk heeft nog altijd niet de kwaliteit van de zeventiende-eeuwse voorbeelden.”
Gideon Bodden laat het
verschil in klank horen tussen een Hemonyklok en een klok van de firma Eijsbouts uit 1993, die als replica van een
oorspronkelijke Hemonyklok is gemaakt: de eerste klinkt warm en vriendelijk, de tweede metaalachtig en schel. Het
verschil is zó groot, dat je het bijna niet kan geloven.
“Pieter Hemony heeft in een brief aan een vriend, die
hem daarnaar vroeg, geprobeerd om beschrijven hoe hij die klokken stemde. Het meeste werk wordt gedaan door werklui,
zegt hij. Dan ben ik net een dokter, die luistert naar zijn patiënt. Ik schrijf een eerste recept voor en kom later
nog eens terug om te zien of de behandeling aanslaat en als het nodig is nog een keer, en nog een keer, net zolang
tot ik helemaal tevreden ben. Hun systeem was wel wetenschappelijk onderlegd, maar de uiteindelijke afstemming
gebeurde op het gehoor.”
“Elke klok heeft bovendien haar eigen karakteristieke klank”, zegt Bodden, “onder sommige
beiaardiers is het een sport om alle klokken van de 190 Nederlandse carillons aan hun klank te herkennen.
![]() |
De klokken bovenin de Munttoren (foto Walther Schoonenberg) |
Als we even later over een steil laddertje naar boven klimmen om de klokken van dichtbij te bekijken,
wijst hij op de uiterlijk waarneembare verschillen tussen de oude en de nieuwe klokken. De oude hebben
duidelijk een minder gladde huid en ook de tekst- en sierranden zijn minder scherp, maar dat komt omdat ze
enigszins zijn verweerd. Hij vertelt dat de oude klokken in een mal van leem werden gegoten, terwijl de nieuwe
klokken in zand worden gemaakt. “Dat zand voert de warmte veel sneller weg dan klei. Een klok is dan in een paar
uur afgekoeld, terwijl dat in een vorm van klei dagen duurt”. “Ah, een aspect van het geheim is dus al opgelost”,
zeg ik, “dat zou men toch zo weer kunnen gaan doen?”
“Jawel, maar dat vergt een forse investering en die zal een
gieterij pas doen als ze daar economisch voordeel in ziet. Gieten in zand is zoveel sneller en goedkoper.
Vroeger werd bovendien voorrang gegeven aan strikte harmonische verhoudingen. Die zijn zowel te traceren in
de geometrische proporties van het ontwerp van de Hemonyklokken als in de structuur van hun klank en stemming.
Tegenwoordig wordt het ontwerpen en stemmen van klokken overgelaten aan computers en die hebben geen besef van
klassieke ontwerpregels. Wie het verschil eenmaal gehoord heeft, weet dat dit geen dingen zijn om aan de computer over te laten.”
“In 1873 is het toenmalige uurwerk, een wijzerplaat met een urenwijzer, vervangen door een uurwerk waarmee tevens
de minuten konden worden aangegeven. Hiervoor was zo’n groot mechaniek nodig dat het klavier is weggehaald en alleen de
speeltrommel overbleef. Pas in 1959 is dit uurwerk vervangen door een elektromotor, waardoor er weer een stokkenklavier
kon worden teruggebracht.” Het zou dus niet de eerste keer zijn dat het carillon van de Munt zijn beiaardier verloor.
Maar door een dergelijke maatregel gaat een deel van de beiaard verloren, omdat het onderdeel dat met de hand wordt bespeeld
zeer kwetsbaar is. “Bij handspel worden de klokken door de klepels aan de binnenzijde aangeslagen. Het aantrekken van die
klepels bestaat uit een veel fijner mechaniek dan dat van de speelklok waarbij de klokken van de buitenzijde met hamertjes
aangeslagen worden. Die hamertjes hoeven alleen op de klok te landen, terwijl de klepels de klok met de juiste slag moeten
aanslaan, niet te zacht, maar ook niet te hard. Dat systeem is ook afhankelijk van temperatuurschommelingen; bij elke
speelbeurt moet het opnieuw worden afgesteld. Het mechaniek bevindt zich bovendien grotendeels in de open lucht waardoor
er bijvoorbeeld voortdurend zand in komt en ook de stalen draden waarmee de klepels van de klokken worden aangetrokken
kunnen gemakkelijk breken. Het kan alleen blijven bestaan als het regelmatig wordt bespeeld en onderhouden.” Met
enige regelmaat moet hij dan ook de toren op om iets te herstellen. Bij de restauratie van de beiaard in 1959 werden
niet alleen een nieuw stokkenklavier en elf nieuwe klokken aangebracht, maar moest ook het mechaniek van de beiaard geheel
worden vervangen.
“Misschien kan het stadsbestuur zich beter eens buigen over de verlichting van de wijzerplaten van de
stadstorens. De Munt heeft geen verlichte wijzerplaten, maar de verlichting van die van de andere torens is zo kostbaar
dat deze bijna net zoveel kost als de jaarsalarissen van de drie beiaardiers bij elkaar.”
Tot slot speelt Gideon Bodden een stuk van Sweelinck. “Deze muziek is ouder dan het carillon en dit carillon was er al toen Bach werd geboren”, zegt hij … Hij speelt mooi. Het is lastig om daar iets over te zeggen, maar in tegenstelling tot de geprogrammeerde melodietjes van de speelklok, valt op dat de klokken nu inderdaad afwisselend hard of zacht en ook snel en minder snel kunnen worden aangeslagen waardoor de muziek een zekere dynamiek krijgt. En dat een eenmaal klinkende klok niet gestopt kan worden; bij het aanslaan van een reeks tonen achter elkaar, ontstaat er een soort zee van klanken. Voortaan zullen we met meer aandacht luisteren.
Juliet Oldenburger
Gideon Bodden bespeelt wekelijks op zaterdag het carillon van de Munttoren om 14.00 uur en dat van de Oudekerkstoren om 16.00 uur.
(Uit: Binnenstad 243, december 2010)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.