![]() |
Yellie Alkema |
“Een van de punten waar ik me sterk voor maak is het voortbestaan van de buurtcentra. Wat ik belangrijk vind is de affiniteit met de buurt. Als
mensen elkaar kennen, voelen ze zich thuis, betrokken en verantwoordelijk. Niet alleen sociaal, maar ook cultureel wil men dan zijn steentje bijdragen.
De buurtcentra, zoals de Boomspijker, het Klaverhuis, Straat en Dijk en de Witte Boei draaien grotendeels op vrijwilligers, maar de faciliteiten: het
gebouw en de coördinator, worden gesubsidieerd en dat moet ook zo blijven anders kunnen ze niet voortbestaan. De cursussen zouden de mensen echter zelf
moeten betalen. Hierin verschilt D66 van mening met andere partijen. Ik denk dat mensen ook de kans moeten krijgen om hun eigen verantwoordelijkheid te
nemen.
Ook de drie ouderensociëteiten zijn belangrijk voor ontmoeting, cohesie en het helpen van elkaar, 25 % van de binnenstadsbewoners is 55+. Maar het
gaat niet alleen om de zorg voor elkaar, ouderen hebben vaak meer tijd en een groot percentage van deze mensen is als vrijwilliger actief betrokken bij de
stad. Het stadsdeel kan dit waarderen door meer ontmoetingsplekken te faciliteren en bij de bouw van nieuwe huizen rekening te houden met deze leeftijdscategorie.
Het is natuurlijk van de zotte dat de maximumleeftijd van lidmaatschappen van gemeentelijke adviesgroepen op 65 is gesteld. Mensen die wijsheid en levenservaring
hebben opgebouwd en tijd hebben om iets voor de samenleving te doen zijn juist uitermate geschikt.”
De overkoepelende instelling die de buurthuizen, wijkcentra en
ouderensociëteiten beheert, is failliet. De mensen zijn ontslagen en de activiteiten kunnen geen doorgang meer vinden. ‘IJ-sterk’ wil nu een doorstart maken,
maar Yellie Alkema is van mening dat het welzijnswerk door stichtingen ín de buurt georganiseerd zou moeten worden, dus kleinschalig.
“Dat is efficiënter, goedkoper en
het heeft draagvlak. Ik heb daar een notitie over geschreven. De subsidie moet niet naar de koepelorganisatie, maar direct naar de buurtcentra.”
Waarom hecht u zo’n belang aan die buurtcentra?
“Het zijn plaatsen waar mensen elkaar kunnen ontmoeten. Je kunt er een kopje koffie drinken en een praatje maken, er worden cursussen gegeven, maar er
worden ook allerlei initiatieven ontplooid. Zo zijn er een crèche, naschoolse opvang en allerlei lessen, maar je kunt er ook goedkoop een zaaltje huren om
zelf iets te organiseren. Het is belangrijk dat mensen elkaar hier kunnen leren kennen om gezamenlijk iets te ondernemen; samen een feest organiseren, maar
ook gezamenlijk verantwoordelijkheid dragen en lotgenoten vinden om tegen problemen in de buurt te strijden. Het behoud van de Nieuwmarktbuurt is voortgekomen
uit het feit dat bewoners zich betrokken voelden bij de omgeving waar ze woonden. Vanuit de buurt hebben zij gestreden tegen de aanleg van de metro en de
geplande vierbaansweg naar het station. Hetzelfde gold nog niet zo lang geleden voor de buurtacties van de bewoners van de Vijzelgracht tegen de aanleg van de
Noord-Zuidlijn en vóór het opengraven van hun gracht.
Wat bindt de mensen dan?
“Dat ze in een prettige omgeving willen wonen, veilig, schoon en mooi. Maar geen
enkele buurt is prettig als je niet ook een aantal mensen kent. Gezinnen hebben een buurt nodig, zodat men op elkaars kinderen kan passen. Alles begint op
buurtniveau; ik wil graag in een buurt wonen met prettige mensen en ik wil dat mijn straat er mooi uitziet. De zorg voor monumenten hangt hiermee samen; het
is erg lastig om een monument in stand te houden dat geen functie heeft of waar de buurt zich niet betrokken bij voelt.
Door mijn betrokkenheid bij de buurt
ben ik me gaan afvragen welke aspecten van een buurt nu een prettige omgeving maken. De onderpuien van winkels, cafés, restaurants en andere bedrijfjes hebben
vaak grote hoge ramen en zijn open; winkels en andere publieke functies op de begane grond geven een straat overdag een zekere levendigheid, maar als daarboven
geen mensen wonen verandert die straat ’s nachts in een ‘no-go-area’. Dat klinkt misschien vanzelfsprekend, maar bij nieuwbouw gaat dit vaak mis. Het
bankgebouw van Fortis tussen het Rokin en de Nes bijvoorbeeld is een vesting. Er is nog wel geprobeerd om de begane grond publieksvriendelijk in te
richten, maar doordat er tralies voor de ramen zijn aangebracht, blijft het een soort bunker, die vandalisme aantrekt. Blinde gevels, zoals de
achterzijde van de Bijenkorf, slaan een straat dood. Er moet een zekere interactie zijn met de straat.”
Het valt op dat er in het verkiezingsprogramma van D66 nauwelijks van monumenten wordt gerept.
“Nee, ik vind het ook jammer dat dat onderwerp niet meer aandacht heeft gekregen; D66 heeft op dat vlak toch een naam hoog te houden. Het
beschermd stadsgezicht, het project Gemeentelijke Monumenten, waardoor honderden panden uit de periode 1850-1940 de afgelopen jaren op de gemeentelijke
monumentenlijst zijn geplaatst, het tuinhuizenproject en de ‘Quick-scan’ zijn allemaal initiatieven geweest van D66. De monumentaliteit van de binnenstad
is een specifieke kwaliteit van Amsterdam die niet altijd wordt onderkend of te zeer als vanzelfsprekend wordt aangenomen. Aan zijn typische stedenbouwkundige
structuur met zijn vele grachten en 8000 monumenten ontleent de stad zijn identiteit. In dat kader hebben wij ook een pleidooi gehouden voor het opknappen van
de historische poortjes. Dergelijke objecten geven een locatie iets specifiek eigens, waar we ons mee verbonden kunnen voelen. De kleinschalige monumentale
structuur maakt Amsterdam een prettige stad om te wonen en te werken. In vergelijking met andere monumentale hoofdsteden valt op dat de stad een bewoond
centrum heeft.
De belangrijkste monumenten blijven gewoonlijk wel behouden, maar juist de gebouwen die niet direct opvallen, die de monumenten als het
ware onzichtbaar aaneenrijgen, vallen vaak tussen wal en schip. Om deze te behouden en sluipend verval tegen te gaan, is voortdurende aandacht nodig.
Samen met Dingeman Coumou van GroenLinks, de bond Heemschut en de VVAB wordt binnenkort een discussie over vervallen panden georganiseerd om dit
onderwerp op de politieke agenda te zetten.”
Onlangs is Prinsengracht 43 gesloopt, een zeventiende-eeuws pand achter een negentiende-eeuwse gevel, waarvan de monumentale waarde
onbekend is.
“De ‘orde 2’-panden genieten in de praktijk nauwelijks enige bescherming. Om de sloop van deze gebouwen te voorkomen heeft D66 in
de vorige raadsperiode de ‘Quick-scan’ ontwikkeld, een beleidsinstrument om bij alle sloopplannen voor ‘orde 2’-panden snel door het bureau
Monumenten en Archeologie onderzoek naar de mogelijke monumentale waarden van het pand achter te gevel te laten verrichten. Bouw- en
woningtoezicht kijkt in eerste instantie naar de bouwkundige staat en kan die waarden vaak zelf niet beoordelen. Dit voorstel is in de
vorige raadsperiode aangenomen en de ‘Quick-scan’ heeft toen ook goed gefunctioneerd, maar nu D66 niet meer in het Dagelijks Bestuur zit,
versloft het instrument.
Aandacht voor de gebouwde omgeving is een onderwerp waar je voortdurend voor moet strijden. Samen met andere
politieke partijen is momenteel een notitie in voorbereiding om interieurs beter te beschermen. De notitie die ik heb geschreven over het
opwaarderen van monumenten is eveneens een poging om de onopmerkzaamheid voor wat zich achter de gevels bevindt tegen te gaan. Hierin wordt
voorgesteld om te bekijken of zogenaamde ‘orde 2’-panden, beeldbepalende panden van vόόr 1940 in de binnenstad, niet opgewaardeerd kunnen
worden tot gemeentelijk monument, en of een aantal moderne gebouwen geen ‘orde 2’-pand kunnen worden.”
Als voorzitter van de stuurgroep Economische herstel Zeedijk bent u betrokken geweest bij het herstel van de Zeedijk. Valt hier
nog lering uit te trekken voor andere buurten?
“De Zeedijk is een heel goed voorbeeld van hoe een vervallen deel van de stad weer kan opleven. Nadat de functie van de haven was verdwenen, bestond de
straat grotendeels uit cafés waarboven geen mensen meer woonden. Op een gegeven moment zijn de drugscafés dichtgetimmerd, gekocht door de gemeente en opgeknapt.
De bovenverdiepingen zijn vervolgens als woningen verhuurd. Die woonfunctie vind ik heel belangrijk. Zowel de bouwkundige als de sociale verloedering is
hierdoor gestopt. Dit herstel heeft echter 15 jaar geduurd.
D66 ondersteunt de doelstellingen van het project 1012, maar vindt de uitwerking met
de vermindering van de prostitutie met 40% en het verbieden van 26 coffeeshops te rigide. Pak het pragmatisch aan: de gemeente en partners
hebben nu al 30% van de ramen in handen. Doe daar wat moois mee, samen met ondernemers én bewoners. Laat op een aantal plaatsen zien hoe het
kan worden en kijk dan verder wat er nog meer nodig is.”
Een van haar speerpunten is een mooie, schone en veilige openbare ruimte. Yellie Alkema is ook voor meer kunst en meer fonteinen in de
stad. Ze zet zich in voor een fonteinen- en beeldenroute langs de Rode Loper.
“Ik vind dat de Rode Loper, het traject boven de Noord-Zuidlijn, een promenade met allure moet worden, met beelden en fonteinen. Nú is de kans om
daar iets aan te doen.”
Bedoelt u dat van het Centraal Station tot aan de Zuidas een boulevard zou moeten komen met één straatprofiel?
“In ieder geval het traject Damrak-Rokin. De inrichting van de straat moet niet al te modieus worden, zodat die over tien jaar weer verouderd is; in
plaats van een moderne inrichting kan ook voor het ‘standaardgrachtenprofiel’ worden gekozen, maar in ieder geval kan het Damrak wel een zekere
opvijzeling gebruiken.
De inrichting van de Haarlemmerstraat of van de ‘negen straatjes’ volgens dat standaardprofiel, met gebakken klinkers en
hardstenen trottoirbanden, is aangepast aan de specifieke functie van deze straten, maar waarborgt tevens een zekere eenheid.
De aandacht voor
groen vind ik ook belangrijk. In de binnenstad is niet veel openbaar groen, maar hoe klein de parken en plantsoenen ook zijn, ze geven de mensen
die geen tuin hebben toch een stukje ‘natuur’ bij hen in de buurt.”
Als voorzitter van het wijkcentrum d’Oude Stadt kwam Yellie Alkema destijds
ter ore dat de universiteit in onderhandeling was met een projectontwikkelaar om de Hortus te verkopen. De universiteit wilde er vanaf en er lag
al een bouwplan klaar voor een hotel. Toen heeft zij met een aantal anderen de Vereniging Vrienden van de Hortus opgericht. Binnen een jaar had
de vereniging 10.000 leden.
“De Hortus is natuurlijk onze stadstuin bij uitstek. Maar ja, wie wil nu een Hortus overnemen? Niemand durfde zich
daaraan branden, maar D66-wethouder Rik ten Have zei: “Geef mij die Hortus maar in portefeuille”. Met garantie van de gemeente hebben de Vrienden
van de Hortus de tuin toen kunnen kopen. Vervolgens zijn er sponsors gevonden en nu heeft de tuin met het café in de oranjerie ook sociaal een
belangrijke functie.
Parken en pleinen hebben echter hun eigen functie en karakter en die moet je niet met elkaar verwarren. Het kerstevenement
op het Rembrandtplein is op het laatste moment afgezegd omdat het plein nog niet klaar was en de grasmat een dergelijk evenement niet kan verdragen –
denk aan alle ellende van het Museumplein. Als enige partij is D66 vanaf het begin tegen deze grasmat geweest, omdat wij vinden dat gras niet
thuishoort op een stadsplein waar geregeld evenementen plaatsvinden.”
U bent al zo lang actief in de stad, altijd weer die strijd, zou u nu niet eens wat anders willen doen?
“Nee, ik ben nog lang niet klaar met de realisatie van mijn plannen. Ik heb er nog steeds ontzettend veel zin in en zou mijn kennis en ervaring graag
met jongere mensen willen delen en aan hen willen overdragen.”
Juliet Oldenburger
Zie ook www.yelliealkema.nl
(Uit: Binnenstad 238, februari 2010)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.