![]() |
Eén der beide modellen uit 1645 voor de onvoltooide Nieuwekerkstoren, toegeschreven aan Jacob van Campen (Amsterdams Historisch Museum) |
Ik kan mij herinneren dat ik als klein jongetje eens met mijn vader door de stad wandelde. We
passeerden toen ook de Torensluis. Met een zekere droefheid in zijn stem vertelde hij mij dat
daar ooit een prachtige toren gestaan had, de Jan Roodenpoortstoren, maar die was helaas in
1829 gesloopt. Wat ik toen dacht weet ik nog precies: als ik later rijk ben, dan geef ik die
toren terug aan de stad. De adembenemende schoonheid van een toren deed mij vergeten dat
het arme gezin waar ik uit voortkwam niet direct een springplank was tot de rijkdom die nodig
is om zo een project te entameren!
Later begreep ik dat er, ook in 1829, nog een toren ten prooi was gevallen aan de slopershamer,
de Haringpakkerstoren, die op de kop van het Singel stond. Ik hoef niet uit te leggen dat mijn
blijdschap bijna grenzeloos was toen ik nog veel later hoorde dat er serieuze plannen bestaan
om deze toren te herbouwen. In de loop van de jaren begon er een derde toren een plek te
krijgen in mijn visuele geheugen, of moet ik zeggen virtuele geheugen? Want die derde toren,
van de Nieuwe Kerk, is, zoals gezegd, nooit gebouwd. Dat kwam er niet van, een beetje door
de financiële krapte van de stad, maar meer nog doordat de vroede vaderen net het voor die
tijd gigantische stadhuis hadden laten bouwen. Zij wilden hun prestigeproject niet laten
overschaduwen door iets wat ook een blikvanger zou kunnen worden.
Zo rijpte er in mijn fantasie de gedachte dat Amsterdam zichzelf een magnifiek cadeau zou
geven als deze drie torens her-, c.q. gebouwd zouden worden. Wat is zo fascinerend aan
torens om zo een ‘nutteloze’ actie te ondernemen? Het kijken naar een toren brengt een soort
exaltatie teweeg, het trekt de blik omhoog, de ruimte in, naar een wijder perspectief. Het
maakt optimistisch, maar tegelijkertijd is het als bouwwerk bijna surrealistisch. Steeds geloof
je je ogen niet dat deze langzaam opklimmende stapeling van stenen en ornamenten zich, op
een gegeven moment, als het ware vanzelf voltooit. Er is een perfectie bereikt waarvan je nooit
precies begrijpt hoe die tot stand kon komen. Veel torens zijn gelaagd, en van laag tot laag
wordt de esthetiek, en het kijkplezier, anders aangescherpt. Op hogere niveaus gaat het licht
door de toren heen spelen waardoor het beeld weer een heel ander karakter krijgt. De toren
laat niet af de aandacht vast te houden.
Wat is er mooier dan dat je blik, als je de hoek van de gracht omgaat, ineens weer door een
toren wordt gevangen? Hoewel je misschien al jaren weet dat die daar staat heeft die aanblik
toch altijd iets onverwachts, omdat het bouwsel bij elke lichtval een andere indruk achterlaat.
Dat schept ruimte voor plezier, of voor een kleine overweging. Het moment van de dag is
even gemarkeerd want er voltrok zich een klein bizar wonder. Op zich zou dit reden genoeg
zijn om elke kans aan te grijpen om de eigen omgeving en het dagelijks bestaan te verrijken
met zulke uitzonderlijke bouwwerken.
In het oude centrum van Amsterdam is het zeker geen vreemde gedachte om de Jan
Roodenpoortstoren, de Haringpakkerstoren en de toren van de Nieuwe Kerk in één klap in
volle glorie te laten oprijzen. Ze horen bij het stedelijk weefsel, en trekken de balans weer
recht. Aan de oostkant van het Damrak staan er nu immers meer torens dan westelijk van de
voormalige Amstel. We krijgen dus het woud van torens terug dat ooit kenmerkend was voor
Amsterdam, gezien vanaf het IJ. Het zou één groot feest zijn om dit beeldend festijn aan te
richten, juist op het moment dat Amsterdam rond het IJ weer tot een spannend nieuw leven
komt, en van daaruit de blik weer op de stad gericht wordt.
De puritein zal zeggen: die toren bij de Nieuwe Kerk is nimmer gebouwd. Daarom moeten we
ons niet aan zo een project wagen, dat is de geschiedenis vervalsen. Ach, kom! Wie enkele
eeuwen in de geschiedenis terugbladert weet dat grote projecten soms eindeloos op de
tekentafel bleven liggen. Dus, een wachttijd van een aantal eeuwen: een kniesoor die daarop
let, want het geeft ons een mateloze schoonheid waar je nimmer op uitgekeken raakt. De stad
wordt er nog verrassender door. Bovendien moeten we beseffen dat zo een, bijna ondenkbaar
en tot de verbeelding sprekend project iets volstrekt unieks is. Stel je voor, de stad verrijken
met drie magnifieke torens. Dit zal niet alleen bijdragen aan het lokken van veel toeristen naar
Amsterdam, het zal ook positief bijdragen aan de beeldvorming over Amsterdam, alom in de
wereld. Ziehier, hoe prachtig esthetisch en cultureel genoegen naadloos kan aansluiten op wat
economisch kan bijdragen aan het wel en wee van de stad.
Joost Smiers
Joost Smiers is politicoloog en auteur van Arts under Pressure. Promoting Cultural Diversity in the Age of Globalization.
(Uit: Binnenstad 230, september 2008)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.