![]() |
![]() |
Simon Blijleven in zijn werkkamer op het Aalsmeerder Veerhuis | Simon Blijleven achter het kerkorgel van de Duif |
Op 1 oktober 1976 is Simon op ons kantoor begonnen. Voor die tijd was hij werkzaam bij de firma Van Gend en Loos op Schiphol, maar omdat hem niet beviel dat men daar alleen het maken van winst voor ogen had, is hij op zoek gegaan naar een meer zinvolle betrekking bij een non-profit-instelling. Simon vertelt dat in de advertentie waar hij destijds op reageerde eigenlijk geen speciale functie stond vermeld, maar omdat hij als boekhouder was opgeleid en het werken met cijfers hem lag, heeft hij steeds meer werk op dit vlak van anderen overgenomen.
Was het kantoor toen al in het Aalsmeerder Veerhuis gevestigd?
“Geurt Brinkgreve is na de restauratie in 1965 hier naartoe verhuisd. Op de
benedenverdieping werd het kantoor gevestigd, boven ging hij wonen met zijn gezin. Behalve
de Vereniging waren hier toen de stichtingen Diogenes, Claes Claesz. Hofje, De Pinto en
Aristoteles gehuisvest, allemaal met een specifieke taak, maar met het gemeenschappelijk doel
om de historische binnenstad te behouden en te herstellen. De meeste bezittingen van deze
stichtingen, de kleine woonhuismonumenten, waren toen wel al verworven en gerestaureerd,
maar vanuit het Aalsmeerder Veerhuis werden nog verschillende grote restauratieprojecten
begeleid.”
Zo heeft Simon zorg gedragen voor de verantwoording van de subsidies ten behoeve van de
restauratie in de jaren 1975-’76 van het Huis De Pinto in de Sint Antoniesbreestraat. Tevens
zorgde hij voor de financiële afwikkeling van de restauratie van het West-Indisch Huis in
1976-1979.
“Het West-Indisch Huis is toch wel het meest interessante project geweest om aan te werken.
Vanaf het begin was ook de Vereniging hierbij betrokken en het is het grootste project
geweest dat ooit vanuit het Aalsmeerder Veerhuis is ondernomen. Het was een complexe
restauratie in verband met het herstel van de vloeren en de kap. Ook financieel was het een
dubbeltje op zijn kant; het was weliswaar een project van twaalf miljoen gulden, maar we
hebben het toen maar net gered. Geurt had de supervisie en was verwikkeld in een strijd met
de Rijksdienst om de herbouw van de monumentale stoep op de binnenplaats en het
terugbrengen van de kruiskozijnen. Wat dat betreft is er niets nieuws onder de zon. Voor die
stoep moest een negentiende-eeuws gangetje worden afgebroken, dat dateerde uit de tijd van
het weeshuis. Omdat die gang helemaal rot was en ook herbouwd zou moeten worden, is
uiteindelijk het compromis uit de bus gekomen dat de stoep mocht worden gebouwd, maar de
kruiskozijnen niet zouden worden teruggebracht. Mede naar aanleiding hiervan schreef Geurt
toen de brochure Monumenten- of documentenzorg, die eigenlijk nog steeds actueel is.”
“Daarna is in 1979 speciaal voor de huisvesting van muziekstudenten de stichting Jan Pietersz. Huis opgericht, genoemd naar de componist Jan Pietersz. Sweelinck. De musici woonden eerst samen met kunstacademiestudenten in het Claes Claesz. Hofje, maar zij bezorgden de kunststudenten en elkaar veel geluidsoverlast. Voor de muziekstudenten zijn toen drie nieuwbouwcomplexen gerealiseerd in de Palmstraat, de Goudsbloemdwarsstraat en de Reyer Anslostraat. De kamers konden worden voorzien van geluidsisolatie, zodat iedereen zoveel kabaal kon maken als hij maar wilde, zonder een ander lastig te vallen.”
“De restauratie van het Bethaniënklooster in 1989-1990 is als project vergelijkbaar met het West-Indisch Huis. Behalve de oude refter van het klooster van Bethaniën, die wordt gebruikt voor het houden van concerten, recepties en lezingen, bestaat het complex uit een middeleeuwse crypte, kantoorruimte en woningen voor muziekstudenten, die ook van de zaal gebruik mogen maken om te repeteren. De exploitatie van de zalen blijft echter lastig.”
Wat is er de laatste jaren veranderd ten opzichte van de situatie vroeger?
“De stichtingen zijn van restaurerende steeds meer beherende instanties geworden.
Tegenwoordig is de huizenprijs zo hoog dat we eigenlijk alleen nog door legaten nieuwe
panden verwerven, zoals Binnenkant 28 en Oudekerksplein 58. Wel heeft Diogenes, de
stichting die als eerste werd opgericht, om woon- en atelierruimte te bieden aan kunstenaars,
nog veel renovatieprojecten. De eerste woningen, die in de periode 1965-1970 werden
opgeleverd, zijn inmiddels hard toe aan een onderhoudsbeurt en momenteel zijn we bezig met
de renovatie van ‘de Javastraat’, een groot ateliercomplex in Amsterdam Oost.
De stichting Diogenes groeit nauwelijks meer, maar het Jan Pietersz. Huis is de laatste jaren
steeds groter geworden. In 2005 zijn, eveneens in de Javastraat, 43 nieuwe wooneenheden
opgeleverd en momenteel wordt gewerkt aan een project om 70 woningen voor
muziekstudenten te realiseren in een nieuw te bouwen complex op IJburg, aan het eind van
tramlijn 26. Als die woningen zijn opgeleverd, verhuurt de stichting Jan Pietersz. Huis meer
wooneenheden dan Diogenes.”
Toen Geurt Brinkgreve 65 werd, ben je directeur geworden en heb je een aantal taken van hem
overgenomen.
“Tot die tijd deed Geurt nog het beheer, dat onder meer bestond uit de woningtoewijzing en
het sluiten van huurcontracten. Ook heb ik een aantal zaken geautomatiseerd, waardoor deze
minder tijd in beslag nemen. De ledenadministratie van de Vereniging bijvoorbeeld en ook de
verzending van het tijdschrift gebeurde destijds nog helemaal met de hand. Daarnaast heb ik
de huurincasso van de woningen naar het kantoor getrokken; voor die tijd was dat uitbesteed
aan een extern bureau, waardoor je niet altijd een even goed overzicht had.”
Je laat een financieel gezonde vereniging achter. Heeft de VVAB eigenlijk ook wel eens
moeilijker tijden gekend?
“Het gaat altijd een beetje op en neer, maar de situatie is nooit nijpend geweest. Bij de
stichtingen is dat wel anders: in 1997 had de stichting Diogenes voor het eerst een sluitende
jaarrekening.”
Is de VVAB eigenlijk de enige club waarvan je penningmeester bent?
“Ik ben ook penningmeester van de Vrienden van het Amsterdamse Bos, die de belangstelling
voor de flora en fauna van het Amsterdamse Bos wil stimuleren. Deze club is eveneens alweer
tientallen jaren in het Aalsmeerder Veerhuis gevestigd. En verder ben ik enkele jaren geleden
penningmeester geweest van de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen.”
Op 27 april 2007 hebben Simon en zijn echtgenote Thea beide een lintje van de koningin gekregen. Behalve voor Simons penningmeesterschap van onze vereniging, kregen Simon en zijn vrouw dat onder meer voor hun inzet voor de opvang van pleegkinderen.
De opvoeding van pleegkinderen heeft een belangrijke rol in jullie leven gespeeld. Hoeveel
kinderen hebben jullie opgevoed?
“Vier eigen kinderen en vier pleegkinderen. Daarvan is er nu nog één thuis.”
Thea vertelde me al eerder dat het tegenwoordig steeds moeilijker is om pleegouders te
vinden, omdat beide ouders vaak werken. Er is wel een tegemoetkoming in de kosten voor
pleeggezinnen, maar daarvan kan geen kinderopvang worden betaald. Thea was altijd overdag
thuis en werkte alleen op vrijdag-, zaterdag- en zondagavond, zodat Simon dan de kinderen
op kon vangen.
“Op zaterdagavond maakte ik altijd een ‘P-maaltijd’: patat, pannekoeken of poffertjes”, zegt
Simon.
Bij de lintjesregen vertelde de burgemeester ook dat Simon Blijleven ’s zondags drie kerkdiensten begeleidt. Hij is al heel lang organist bij verschillende kerken. Sinds 1973 speelt hij eerst, ’s morgens om half tien, bij zijn eigen (protestantse) gemeente. Om kwart over elf volgt dan – eens in de veertien dagen – de mis in de katholieke kerk waar hij als vaste begeleider alweer 13 of 14 jaar het parochiekoor begeleidt. ’s Avonds tussen zeven en acht speelt hij dan nog eens, ook al weer zo’n 20 jaar, in een bejaardenhuis.
Is de muziek in de protestantse kerk heel anders dan in de katholieke?
“Wat de muziek betreft is het enige verschil eigenlijk het gregoriaans, maar in de katholieke
kerk waar ik speel wordt nauwelijks gregoriaans gezongen. Er zijn natuurlijk wel verschillende
tradities, maar de ook opbouw van de diensten gaat eigenlijk steeds meer op elkaar lijken.”
Onlangs heb je een opleiding voor kerkmusicus afgerond. Wat je heb je daarvan geleerd?
“Dit jaar studeren er vier dirigenten en vijf organisten af. De ‘opleiding kerkmusicus III’
wordt georganiseerd door de Nederlandse Sint-Gregoriusvereniging van het bisdom Haarlem
en is voor amateurs de hoogste opleiding op dit vlak. Het aardigste vind ik wel dat mijn
plezier in het spelen is toegenomen. Door de studie wordt je niveau van orgelspel natuurlijk
ook naar een hoger niveau getild en daarnaast heb ik veel profijt van de vakken harmonisatie
en improvisatie.”
Heb je ook wel eens op een bijzonder orgel gespeeld?
“Behalve op de orgels in de kerken waar ik organist van ben, heb ik de buitenkans dat ik
regelmatig op het orgel in de Duif mag repeteren. Dat is een typisch romantisch orgel met veel
‘fluiten en strijkers’. Ook heb ik wel eens gespeeld op het orgel in de Waalse Kerk. Dat heeft
een oude ‘Werckmeisterstemming’; de toonhoogte ligt bijna een halve toon lager dan die van
moderne orgels, wat vooral lastig is voor de musici waar je mee samenspeelt, omdat die hun
instrumenten bij moeten stemmen. Maar mijn droom is om nog eens op het Vater Müller-orgel
van de Oude Kerk te spelen, een typisch zeventiende-eeuws barokorgel met veel
‘tongwerken’: registers met hobo- en trompetstemmen, gezien mijn voorkeur voor het spelen
van muziek van Bach en Buxtehude.”
Juliet Oldenburger
De speciale uitgaven over de restauraties van het West-Indisch Huis en het Bethaniënklooster zijn uitverkocht, maar die over het Claes Claesz. Hofje en het Huis De Pinto, en ook de brochure Monumenten- of Documentenzorg, zijn nog verkrijgbaar.
(Uit: Binnenstad 222, juli 2007)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.