![]() |
Het is een van de redenen waarom het gemeentelijk Bureau Monumenten en Archeologie het
bestuur van het stadsdeel-Centrum heeft voorgesteld de bank op de monumentenlijst te
plaatsen. In het advies van Monumentenzorg staat: “Terugkijkend op deze voor de stad
belangwekkende cultuuromslag kan gesteld worden dat de komst van Duintjers gewraakte
bankgebouw daarbij als katalysator heeft gewerkt. Het gebouw heeft met andere woorden ook
een monumentale betekenis in de zin van gedenkteken.”
Toen de bank eind jaren zestig van de vorige eeuw haar bouwplan bekendmaakte, loeide een
proteststorm over de stad die uitgroeide tot wat later de stadsguerrilla werd genoemd. Er
moest volgens de tegenstanders van de bouw geen bank komen die de binnenstad verder zou
verpesten. Kleinschalige woningbouw was nodig. Pikant is dat woningbouwvereniging Het
Oosten het gebouw nu wil slopen om ruimte te krijgen voor woningen en winkels, maar dat
dit niet kan doorgaan als het advies van Monumentenzorg wordt opgevolgd.
Het Bureau Monumenten en Archeologie heeft naast een historisch argument nog een reden
om te pleiten voor een monumentale status van de bank: “Er is een bouwwerk ontstaan dat
zowel stedenbouwkundig als architectonisch tot het beste behoort van een weinig
gewaardeerde en snel uit het stadsbeeld verdwijnende bouwperiode.”
‘Fantasieloos’, ‘een bruine doos’, ‘een van de lelijkste gebouwen van Amsterdam’, ziedaar
enkele omschrijvingen die werden gebruikt toen de bouwplannen bekend werden.
De bank kwam op de plek waar een appartementencomplex stond. In 1955 reed een
vrachtwagen tegen een van de pilaren van de arcaden en de bovengelegen verdiepingen
stortten gedeeltelijk in. Bouwtechnisch onderzoek wees uit dat de constructie niet deugde.
Sloop volgde in 1962.
De ABN zag haar kans en dreigde het stadsbestuur dat zij, als zij op die plek geen kantoor
mocht bouwen, uit de stad zou vertrekken. Tussen de gemeente en de bank kwam een voor
Amsterdam aantrekkelijke grondruil tot stand, de bank kon aan de slag. Zij trok de architect
van de in aanbouw zijnde Nederlandse Bank aan om een ontwerp te maken. Toen het
personeelsblad van de ABN de plannen publiceerde barstte de onvrede van de
Amsterdammers over het stadsbeleid los. Er waren al genoeg stedenbouwkundige rampen
door het stadsbestuur veroorzaakt: het te grabbel gooien van de binnenstad aan het kapitaal;
de doorbraak van de Weesperstraat, de bouw van de Universiteitsbibliotheek aan het Singel,
de plannen om van de Nieuwmarktbuurt een kantorenwijk te maken. Die bank mocht er hoe
dan ook niet komen. De Provo’s hadden nog een ander argument. Volgens hen was het
gemeente- bestuur erop uit potentieel opstandige bewoners uit het centrum van de stad te
halen en te dumpen in buitenwijken, slaapsteden en overloopgemeenten.
Kort na het beslissende raadsdebat in december 1966 publiceerde oud-burgemeester D’Ailly
een open brief in boekvorm. Daarin keken hij, architect Wiek Röling, Geurt Brinkgreve en de
journalist Ben Kroon terug op de gebeurtenissen en gaven ze een voorzet voor nieuwe acties
om het stadsgezicht te beschermen. D’Ailly beschuldigde het stadsbestuur van regentenstijl en
waarschuwde voor de gevolgen. “Een dunne korst bedekte enige jaren de smeulende vulkaan
die bij tijd en wijle rookt en rommelt als om zijn sluimerende gloed te tonen. De plannen voor
de bouw van de bank veroorzaakten een lavastroom van gloeiende protesten die de raadzaal
binnenstroomde.”
Wiek Röling: “Men heeft de kans om het evenwicht te herstellen, waartoe een oud plan voor
woningbouw ruime kansen bood, met grote vastberadenheid gemist. Amsterdam wordt een
gebit met rotte plekken en gouden tanden. Een heerlijke stad wordt een zakenwijk met enkele
decors die herinneren aan vroeger.”
Een paar dagen voor het raadsdebat in december 1966 vond in de grote zaal van Krasnapolsky
een ‘teach-in’ plaats. De schreeuwende en joelende zaal zat vol tegenstanders van het
bouwplan. “Een levende stad gaat naar de knoppen, maar de hoeders van onze stad schijnen
het niet erg te vinden”, riep Wiek Röling, de zaal juichte hem toe alsof hij een belangrijk
doelpunt in de wereldcupfinale had gemaakt.
Als laatste nam architect Aldo van Eyck het woord en voor het eerst verstomde het
schreeuwen en tieren in de zaal. Grommend en briesend trok Van Eyck van leer tegen het
stadsbestuur. Zijn laatste woorden: “Ik kan me niet voorstellen hoe je zo’n ontoegankelijke
blokkendoos kan tekenen, zo’n klont”.
Een kleine zeshonderd Amsterdammers protesteerden schriftelijk bij de gemeenteraad tegen
de plannen van het gemeentebestuur. Leraren en leerlingen van het Barlaeusgymnasium
vroegen de gemeenteraad om de stad niet verder te verknoeien met monsterachtige gebouwen.
Ook de internationale organisatie Europa Nostra uit Rome schaarde zich bij de
protesterenden. Stickers met de tekst ‘Ban de bank’ hingen in de stad. Burgemeester Van Hall
omschreef de acties als agitatie en op openbare bijeenkomsten zetten stadsbestuurders uiteen
dat de binnenstad een kantorencentrum moest worden omdat dat de enige manier was om dit
deel van de stad van een goede toekomst te verzekeren en de economie op te krikken. De
tegenstanders van de bouw onderschreven wat journalist Ben Kroon in dagblad De Tijd
schreef: “De anti-bankgroep vertegenwoordigt het geweten van Amsterdam als
cultuurcentrum”.
Op 14 en 15 december 1966 discussieerde de gemeenteraad over het voorstel van B. en W.
Op de tweede avond werd een pauze ingelast om te kunnen kijken naar het tv-verslag van de
voetbalwedstrijd Liverpool-Ajax (2 – 2). KVP-raadslid Geurt Brinkgreve keek niet. “De
binnenstad verloedert en zij kijken naar voetballen”, zei hij verontwaardigd.
In de raad deed hij opnieuw een poging burgemeester en wethouders tot andere gedachten te
brengen. “Begrijpt men dan niets van de bezwaren van de Amsterdamse bevolking tegen een
technische bureaucratie die eens en voorgoed haar plannen opstelt? Men kan over de
binnenstad niet redeneren als over een maagdelijk terrein. Men moet kiezen voor het
eigenlijke. Het massieve blok van de voormalige Nederlandsche Handelsmaatschappij is al
erg genoeg. Een tweede blok zou dodelijk zijn.” en “Nooit heeft een voorstel van B. en W.
van zo veel kanten een zo’n algemene teleurstelling en ontsteltenis gewekt”. PvdA-
fractievoorzitter Ed van Thijn: “Ik weiger een maatregel goed te keuren die diep ingrijpt in het
leefmilieu van vele generaties.” Het VVD-raadslid Keja verwoordde het standpunt van
degenen die voor de bouw zouden stemmen: “De binnenstad is nu eenmaal het bankcentrum
van Nederland”.
Het bouwplan werd met 30 tegen 14 stemmen aangenomen. Roel de Wit (PvdA), toen
wethouder Publieke Werken, zei twee jaar geleden in een interview: “Uiteindelijk heb ik de
zaak door de raad kunnen halen, maar in mijn staf heb ik gezegd: ‘Mensen dit is een
Pyrrusoverwinning, want in deze vorm is het in toekomst niet meer haalbaar’. Er was een
geweldig oproer, met al die ‘teach-ins’. Zelfs mijn fractievoorzitter Ed van Thijn stemde
tegen.”
De bank kwam er, maar de acties tegen het stadsbeleid gingen door… Het inmiddels
afgetreden raadslid Geurt Brinkgreve was de spil. Uit de ‘Ban de bank-actie’ ontstond in 1975
de handtekeningenactie Amsterdaad vóór het herstel en tegen verloedering van de historische
stad. In één week kwamen 114.000 handtekeningen binnen. Hier kon het stadsbestuur niet
tegenop, het roer ging heel langzaam om. Acties in de Jordaan, Nieuwmarkt, Dapperbuurt en
het Bickerseiland zorgden er uiteindelijk voor dat de gemeentelijke plannen voor sloop en
verkeersdoorbraken niet doorgingen. Ook de oprichting van de Vereniging Vrienden van de
Amsterdamse Binnenstad was een gevolg van de actie tegen de bank in de Vijzelstraat. En nu
is er dus het advies om het gebouw op de monumentenlijst te plaatsen.
Wiek Röling reageert verbaasd. “Dit is de omgekeerde wereld. Duintjer is geen slechte architect, maar deze bank behoort zeker niet tot zijn beste gebouwen. Afbreken zou zonde zijn. Je weet maar nooit wat ervoor in de plaats komt. Je moet er studentenkamers van maken, ik ben trouwens altijd voorstander geweest van nieuw gebruik voor oude gebouwen. Om het op de monumentenlijst te zetten, gaat wel erg ver. Als Geurt Brinkgreve dit had kunnen mee maken, hij zou in schateren zijn uitgebarsten.”
Ed van Thijn, die als fractievoorzitter van de PvdA tegen de plannen stemde: “Ik heb hier zeer gemengde gevoelens over. Is het nu ook al een argument om een foeilelijk, detonerend gebouw op de monumentenlijst te plaatsen, omdat er actie tegen is gevoerd? Zouden de actievoerders postuum niet dolgelukkig zijn als ze zouden weten dat het gebouw voor sloop in aanmerking komt?”
Frans Heddema
(Uit: Binnenstad 219, december 2006)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.