In 2004 is de nieuwe Welstandsnota vastgesteld. Over het werken met de welstandsnota moet door het Dagelijks Bestuur ieder jaar aan de deelraad verantwoording worden afgelegd. Het ligt voor de hand bij die gelegenheid de nota meteen te evalueren. De welstandscommissie en diverse afdelingen van het stadsdeel hebben daarvoor punten aangedragen. Ook onze vereniging is gevraagd om commentaar te leveren.
Met de welstandsnota zijn we in hoofdlijnen redelijk tevreden en het werken met de nota bevalt in het algemeen goed. De voorgestelde aanscherpingen en verduidelijkingen leveren ook weinig stof voor discussie op. Dat betekent niet dat er niets te wensen overblijft. Ons belangrijkste punt van kritiek was vorig jaar dat de nota te weinig gebiedsdifferentiatie kende. De binnenstad wordt als een eenheid benaderd en dat doet tekort aan de waardevolle veelvormigheid van de bebouwing. De evaluatie bevat geen voorstellen om daaraan iets te veranderen. Wij betreuren dat en wij handhaven met nadruk ons standpunt.
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
In de commentaren wordt gewezen op de zware druk op het daklandschap en op de noodzaak
de beoordelingscriteria voor dit onderdeel aan te scherpen. Met deze intentie zijn wij het wel
eens, maar het lijkt een illusie dat de druk op intensivering van het gebruik van de
kapverdiepingen zal verminderen. Naast een terughoudend beleid stellen wij daarom voor
ook actief te onderzoeken wat aanvaardbare vormen voor lichttoetreding in de
kapverdiepingen zijn.
In dit verband hebben wij op twee punten gewezen: het absolute verbod van legramen in het
voordakvlak en de (on)wenselijkheid van zink als materiaal voor dakbedekking.
Het zonder uitzondering afwijzen van legramen in het voordakvlak doet geen recht aan de
grote verschillen in daktypologie in de binnenstad en aan het gegeven dat in het verleden op
zeer grote schaal dergelijke ramen – legaal of illegaal – zijn aangebracht. Natuurlijk pleiten
wij niet voor het ongelimiteerd toelaten van dergelijke ramen, maar een ongenuanceerd
verbod, zonder voorafgaande analyse van de achtergrond van de ontwikkelingen op dit punt,
gaat wel erg ver.
Tevens zouden wij een lans willen breken voor het ontmoedigen van het gebruik van zink als
dakbedekkingsmateriaal waar dat functioneel geen meerwaarde heeft. Juist in de binnenstad is
naar onze mening het gebruik van pannen als dakbedekking zeer sterk te prefereren.
Vanzelfsprekend geldt de wens van beperking ook voor mastiek. Leien kunnen ook een goede
oplossing vormen, maar waar de dakvorm dat toelaat vallen naar ons oordeel pannen toch te
prefereren omdat zij beter passen bij het historische stadsbeeld.
Uiteraard hebben wij onze bezwaren tegen de steigerdoekenreclame herhaald en ook weer aangedrongen op regels voor reclame op andere objecten dan gebouwen. Denk aan (bewegende!) reclameborden en de bekende ‘peperbussen’. Die laatste nemen in aantal en omvang toe. Omdat deze objecten de openbare ruimte duidelijk beïnvloeden dienen ook zij aan criteria en welstandstoezicht te zijn gebonden.
Tenslotte hebben wij gepleit voor een verbreding van het werk van de welstandscommissie
om zo de effectiviteit van het welstandswerk te vergroten. Het is eigen aan het
welstandstoezicht dat in eerste instantie gereageerd wordt op ingediende plannen. Als er
echter meer tijd beschikbaar zou zijn voor een voortdurende en systematische analyse van wat
op tafel komt, zouden voor een aantal problemen algemeen toepasbare oplossingen gevonden
kunnen worden. Van de in de welstandscommissie aanwezige expertise zou op die manier
veel beter gebruik kunnen worden gemaakt dan nu het geval is. Met een relatief geringe
uitbreiding van het tijdsbeslag zou de effectiviteit van het welstandstoezicht aanzienlijk
kunnen worden vergroot.
Die analytische benadering kan eveneens bijdragen aan een beter inzicht in de gewenste
differentiatie van de toe te passen criteria. Daarmee komen we terug op wat wij in het begin
hebben gezegd. Het gaat uiteindelijk om het zoeken van een hanteerbaar evenwicht tussen op
concrete situaties toegesneden criteria en de wens de burger vooraf duidelijkheid te
verschaffen. Dat evenwicht is met de huidige nota naar onze mening nog niet bereikt en
afgaande op de verslagen van de welstandscommissie – die noodzakelijkerwijs beknopt
moeten zijn – komt de vraag of het redelijk is bepaalde criteria bij bepaalde plannen toe te
passen niet systematisch aan de orde.
Concluderend kan worden gesteld dat met de Welstandsnota 2004 een flinke stap vooruit is gezet, maar dat er behoefte is aan een aantal vervolgstappen: een grotere gebiedsdifferentiatie en meer tijd voor het vertalen naar beleid van wat de commissie n.a.v. de beoordeelde aanvragen constateert. Als er dan ook nog tijd wordt gevonden om goede nieuwe oplossingen te ontwerpen om niet te keren maatschappelijke ontwikkelingen ook qua ruimtelijke vormgeving in het juiste spoor te krijgen zijn we pas echt op de goede weg.
Herman Pinkse
(Uit: Binnenstad 216, april 2006)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.