Wim Eggenkamp |
Amsterdam telt zo’n 8.000 beschermde rijks- en gemeentelijke monumenten, inclusief panden uit de periode van de ‘jongere bouwkunst’, 1850-1940. Hoewel het merendeel van de monumenten goed onderhouden wordt, zijn er altijd nog panden waarvoor de sloophamer dreigt. “Ik kijk altijd goed om me heen, want op de meest onverwachte plekken staat altijd nog wel een monumentaal pand dat erg verwaarloosd is”, vertelt Wim Eggenkamp. “Via het kadaster proberen we dan de eigenaar te achterhalen. De ene keer leidt het contact tot koop, de andere keer niet. We krijgen ook panden aangeboden, zoals van de gemeente of van genootschappen, maar ook van particulieren, die bang zijn dat het pand niet meer in stand gehouden wordt als zij eruit gaan, of via actiegroepen die dan vaak lang gestreden hebben om een pand te behouden. Ik vind het restaureren van monumenten heel belangrijk werk en het is nog altijd even noodzakelijk. Veel mensen denken dat Amsterdam opgeknapt is en in hoge mate is dat ook zo, maar er staan nog teveel krotten, zoals bijvoorbeeld in de Dirk van Hasseltsteeg of aan de Schippersgracht of op de Prins Hendrikkade en in de stegen rond de Kromme Waal. Bij het gemeentelijk bureau Monumentenzorg ligt een lijst waar de honderd meest bedreigde panden op staan. Stadsherstel restaureert de meest bedreigde monumenten. Dat is onze taak, daar zijn we vijftig jaar geleden voor opgericht.”
Vijzelgracht 1-3-5 hoek Prinsengracht. Jarenlang een ontsierend gat, door Stadsherstel in 1969/71 herbouwd op basis van oude foto's. |
Stadsherstel Amsterdam NV bestaat op 30 augustus aanstaande vijftig jaar. In dit jubileumjaar bezit Stadsherstel 494 monumentale panden. Van klein tot groot: een smal grachtenpandje, maar ook een kerk, een gemaal, een kantoorpand, of zelfs een boerderij. Bij elkaar zijn het ongeveer duizend wooneenheden, honderdvijftig winkelpanden en twintigduizend vierkante meter vloeroppervlakte voor kantoren en zaalverhuur. “Stadsherstel is door de jaren heen gestaag gegroeid. In de eerste jaren werden vooral grachtenpanden gekocht om tegen te gaan dat er door het toenmalige gemeentebestuur nog meer afgebroken werd. De stadsbestuurders van vijftig jaar geleden hadden het idee dat zestig procent van de panden tegen de vlakte moest, omdat er in hun visie in die krotten niet meer gewoond kon worden. De Wibautstraat en de Weesperstraat waren al onder de slopershamer verdwenen. De angst was dat nog meer straten zouden volgen. Een aantal zakenlieden uit Amsterdam heeft toen op instigatie van Geurt Brinkgreve de koppen bij elkaar gestoken en zo is dankzij de Amsterdamse Kring op 30 augustus 1956 Stadsherstel opgericht. Bij het college van B en W is er vervolgens direct op aangedrongen de sloopplannen, waar al een politiek besluit over genomen was, van tafel te halen. Daartoe waren zij niet bereid. Nu komt de volgende fase van gebouwen die bedreigd worden en dat zijn vooral de kerkgebouwen. Wij proberen daarom ook zoveel mogelijk van deze gebouwen te kopen en te restaureren, zodat zij voor een groter publiek toegankelijk gemaakt kunnen worden.”
Stadsherstel viert zijn jubileum met een groot aantal activiteiten en festiviteiten. In de Amstelkerk, het monumentale domicilie van Stadsherstel op het Amstelveld, zijn het hele jaar door exposities te zien van architecten met wie Stadsherstel werkt en er komt een fototentoonstelling. Ook worden er in verschillende gerestaureerde kerken concerten georganiseerd. Op www.stadsherstelamsterdam.nl is te vinden waar en wanneer de feestelijkheden rondom het 50-jarig jubileum van Stadsherstel plaatsvinden.
Parkkerk, exterieur | Parkkerk, interieur |
Het Besluit rijkssubsidiering instandhouding monumenten, het BRIM
Op voordracht van de Staatssecretaris voor Cultuur, Medy van der Laan, heeft de
Eerste Kamer op 19 december 2005 een wijziging van artikel 34 van de
Monumentenwet 1988 aangenomen. Deze wijziging was nodig om het Besluit
rijkssubsidiëring instandhouding monumenten (Brim) te kunnen invoeren. Het Brim
vervangt het Brom (Besluit rijkssubsidiëring onderhoud monumenten) en het Brrm
1997 (Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1997). De rol van de
gemeenten en provincies is met de invoering van deze regeling drastisch gewijzigd.
De rijksoverheid verdeelt nu de gelden zonder tussenkomst van provincies en
gemeenten. Op 1 februari 2006 is de nieuwe subsidieregeling na publicatie in de
Staatscourant in werking getreden.
“Het Brim is een ramp voor de restaurerende instellingen, omdat de regeling uitgaat
van een pand dat al gerestaureerd is. Het is een instandhoudingsregeling. De regeling
is erg star en restaurerende instellingen krijgen merkwaardigerwijs veel minder
onderhoudsgeld voor hun panden dan particulieren. Daarnaast meent de
Staatssecretaris dat er teveel monumenten zijn. Aan de Raad voor Cultuur had ze de
vraag voorgelegd of het monumentenbestand in Nederland wel zo ruim moet zijn.
Daarover is en wordt nog steeds een volstrekt onzinnige discussie gevoerd. Het
aantal rijksmonumenten is in Nederland ten opzichte van de gebouwde omgeving
zeer beperkt. Stel dat er meer monumenten bij komen en het percentage groeit naar
één procent, dan zijn dat relatief gezien nog maar weinig rijksmonumenten. Ik twijfel
er geen moment aan dat met de nieuwe regeling het restauratievolume achteruit
kachelt. De monumenten zijn onze identiteit, ons eigen verleden. Het opknappen
daarvan kun je niet zomaar opheffen. Voor particulieren die hun pand goed willen
onderhouden is het een betere regeling, omdat zij wanneer zij althans een redelijk
hoog inkomen hebben in principe maximaal tot 52 procent van de kosten kunnen
aftrekken.
Op het moment dat wij vorig jaar hoorden dat het Brim ingevoerd zou gaan worden,
hebben de restaurerende instellingen op alle manieren aan de bevoegde instanties
laten weten dat er wel degelijk een restauratieachterstand is en dat het noodzakelijk is
dat in de nieuwe regeling een artikel opgenomen zou worden om deze achterstand te
kunnen subsidiëren, waardoor restaurerende instellingen ongeveer 30 procent van de
investeringskosten, zoals tot nu toe gebruikelijk was, via subsidie terug kunnen
krijgen. Gelukkig is dit gebeurd, maar het Rijk heeft wel strikte voorwaarden gesteld.
Er moeten nu duidelijk omschreven plannen ingediend worden en die moeten
zodanig uitgewerkt zijn dat het eigenlijk besteksklare plannen zijn. Als je in de
prijzen valt dan dient direct begonnen te worden en als je uit de tombola valt, dan
moet een jaartje worden gewacht. Maar het probleem is dat een pand niet een jaar
leeg kan staan, want dan wordt het gekraakt. Met de nieuw ingevoerde regeling kan
het dus zijn dat je het allemaal voor niets doet. En als je niet zeker weet of je wel of
geen subsidie krijgt dan moet je wel heel goed weten of je een pand koopt.”
“Een andere nieuwe regeling bepaalt dat niet met de werkzaamheden begonnen mag
worden voordat het subsidiebedrag daadwerkelijk binnen is. Tot nu toe kon
begonnen worden nadat de subsidiabele kosten vastgesteld waren. In de praktijk was
dat van groot belang, omdat een pand anders een lange tijd leeg zou staan. Wij
maakten veel gebruik van deze regeling. Dat kan dus niet meer. Het wordt een heel
rigide systeem. De Staatssecretaris is natuurlijk voorgelicht door haar ambtenaren,
maar die hebben blijkbaar geen idee hoe de praktijk werkt, anders verzin je dit soort
dingen niet. Het Rijk en de Rijksdienst voor de Monumentenzorg staan te ver van de
echte praktijk af. Gemeenten staan er veel dichter bij. Een ander probleem is dat
gemeenten zich terugtrekken nu het Rijk alles weer zelf wil doen. Ook in Amsterdam
gebeurt dat. Zo geeft Amsterdam vanaf 2007 geen subsidie meer aan particulieren
die in een gemeentelijk monument wonen.
Mijn idee is dat het Rijk wil saneren. Nieuwe monumenten zullen er bijna niet meer
komen en dit heeft consequenties voor de bouwkunst uit de Wederopbouwperiode,
1940 tot 1965. Ik voorzie dat uit deze periode weinig panden op de
rijksmonumentenlijst terecht zullen komen.”
“Door de nieuwe subsidieregeling ziet Stadsherstel zich genoodzaakt om het
werkgebied uit te breiden, bijvoorbeeld naar het hele gebied van de Stelling van
Amsterdam, dat voor een groot deel samenvalt met het grondgebied van het ROA
(Regionaal Orgaan Amsterdam – het samenwerkingsverband van gemeenten in de
regio Amsterdam). We vallen dan misschien meer in de prijzen. En wij hebben meer
mogelijkheden om het meest bedreigde op te knappen, dat vervolgens in stand te
houden en een kernvoorraad van gerestaureerde panden op te bouwen.
Als die kernvoorraad in stand gehouden kan worden is dat ook belangrijk voor het
functioneren van de stad Amsterdam, zeker op maatschappelijk gebied. Een
voorbeeld zijn de kleine winkeliers in de ‘negen straatjes’ tussen de Herengracht en
de Prinsengracht. Veel van deze winkeliers kunnen de huren niet meer opbrengen,
maar het blijkt dat de winkeliers die het kunnen volhouden ofwel zelf eigenaar zijn
ofwel van ons huren. Dat vinden we belangrijk. Door af te zien van
winstmaximalisatie is Stadsherstel in staat om meer maatschappelijke functies en
activiteiten in haar panden onder te brengen. Voor ons is het ook belangrijk dat
iemand lang in hetzelfde pand blijft zitten, want bij veranderingen moet iedere keer
weer verbouwd worden en dat kan ten koste gaan van het monument.”
Addy Stoel
[Brrrr, het Brim is van start!]
(Uit: Binnenstad 216, april 2006)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.