![]() |
Keerzijde van de door Geurt Brinkgreve vervaardigde 'Ton Kootpenning' voor de Bond Heemschut |
Geurt was een man van de restauratiepraktijk. Hij was betrokken bij de restauratie van meer dan 100 panden. De aanpak was van doorslaggevende betekenis voor de restauraties van de woonhuismonumenten in heel Nederland. Geurt ontdekte tezamen met Ruud Meischke, hoofd van het gemeentelijk Bureau Monumentenzorg en met Corneille Janssen van de Bond Heemschut, dat restauratie van krotten bruikbare woonruimte kon opleveren, die voldeed aan de volkshuisvestingseisen. In 1956 werkte hij met makelaar C. Hoen Dzn. en volkshuisvestingsexpert H. van Saane een proefproject uit. Dat leidde ertoe dat de onrendabele top van de herstelkosten van een monumentaal krot kon worden bepaald. Die onrendabele top werd de basis voor het verlenen van subsidie bij het restaureren van monumenten, eerst door de gemeente en spoedig daarna door het rijk. De uitgevonden sleutel, dat 1/3 van de investeringskosten bij de restauratie van een monument gedekt moet worden door subsidie, doet nog altijd opgeld.
Tussen 1950 tot 1975 genoot Geurt van de samenwerking tussen de initiatiefnemer van een
restauratie (in de meeste gevallen hijzelf) en de ambtenaren van de Rijksdienst of het gemeentelijk
Bureau Monumentenzorg. Samen zochten zij oplossingen om het verval van de oude binnensteden te
keren. Het irriteerde hem, dat na het monumentenjaar 1975 dit tij keerde. In zijn nog altijd actuele
brochure
Monumenten- of documentenzorg?,
die in 1979 verscheen schreef hij: “De sfeer van
harmonische samenwerking tussen de Rijksdienst en de bestuurders van restaurerende instellingen –
toch de eerste bondgenoten van de ambtelijke monumentenzorgers – heeft plaats gemaakt voor de
conflictpositie tussen de man vóór het loket, die een gunst vraagt en de man achter het loket, die
nadenkt hoe hij zijn weigering zal formuleren”. Vanuit de ambtelijke wereld werd steeds sterker de
nadruk gelegd op het kunsthistorische aspect, terwijl men de ambachtelijke kennis en ervaring van
het bouwvak ontbeerde. “Vraagstukken van financiering, exploitatie en onderhoud liggen ver buiten
hun gezichtskring”. Het zou vandaag geschreven kunnen zijn.
Landelijk manifesteerde Geurt zich allereerst in de Bond Heemschut. Daar vond hij ook andere
belangrijke voorvechters voor het behoud van de goede zaak, zoals hij dat uitdrukte. Dat was
behalve de al eerder genoemde Corneille Janssen ook de secretaris Ton Koot. Samen met Ton
Koot was hij redacteur van het blad Heemschut, waarin hij ook regelmatig publiceerde. Toen Ton
Koot bij Heemschut vertrok, werd op initiatief van Geurt de Ton Kootpenning ingesteld voor
verdienstelijke Heemschutters. Geurt ontwierp de penning op de voor hem zo karakteristieke manier:
op de voorkant het rechtsgewend profiel van Ton Koot met in het randschrift ‘Ton Koot
Heemschut’, op de keerzijde een egel, die een adder doodbijt, in het randschrift: ‘Noli me tangere’:
raak me niet aan.
Toen andere steden in navolging van Amsterdam instellingen als Stadsherstel of Diogenes in het leven
riepen, werd mede op zijn initiatief een koepel van restaurerende instellingen opgericht om kennis en
ervaring uit te wisselen en gezamenlijke belangen te behartigen. Die koepel, de federatie Het
Behouden Huis, bestaat nog steeds. Ook deze instelling kent een door Geurt ontworpen penning, in
dit geval voor verdienstelijke bestuursleden. Hier staat op de voorzijde het profiel van mr. Jaap
Oranje en op de keerzijde een beschermende hand over een halsgevel. In het randschrift de naam
van de organisatie. Met deze penning kon hij tevens zijn in 1984 overleden strijdmakker Jaap Oranje
eren, die met hem mede-oprichter van de federatie was. Daarnaast zat Jaap Oranje met Geurt in de
stichtingbesturen van Diogenes, Het Claes Claesz. Hofje en Aristoteles. De laatste stichting hadden
zij opgericht om restauraties in mede-eigendom mogelijk te maken, wederom een mogelijkheid om
een stroom restauraties van woonhuismonumenten te initiëren.
Tevens was Geurt vanaf het begin betrokken bij de in 1972 opgerichte stichting Nationaal Contact
Monumenten (NCM), de koepel voor particuliere monumentenorganisaties, die een platform voor
overleg en samenwerking bood. Ook hiermee bracht hij structuur in het particuliere
monumentenveld.
Daarnaast zette hij zich in voor het behoud van het restauratie-ambacht. Hij was pleitbezorger van het restauratie-atelier Uilenburg, waar de traditie van de gebeeldhouwde en gepolychromeerde gevelstenen tot leven kwam. Dat atelier bestond van 1968 tot ongeveer 1986. Het werd in 1988 opgevolgd door het Nationaal Restauratie Centrum, dat tot op de dag van vandaag in deze synagoge gehuisvest is.
Uit dit alles blijkt, dat de betekenis van Geurt Brinkgreve voor de landelijke monumentenzorg groot
is geweest. In zijn publicaties schuwde hij de discussie over restauratie-opvattingen niet. Het
frappante is, dat zijn argumenten daarvoor met name vanuit de kunsthistorische hoek nimmer
rechtstreeks bestreden zijn.
In Geurt verliezen wij een monumentenzorger par excellence, zowel plaatselijk als landelijk. Hij
inspireerde velen, mij niet het minst. Hij was een erudiet man, die zonder enig eigen belang zijn
doelen nastreefde. Ik zal hem ook missen, omdat wij beiden gepokt en gemazeld in de praktijk van
de monumentenzorg regelmatig ervaringen en ergernissen uitwisselden en daarbij vrijwel altijd op
één lijn zaten.
Wim Eggenkamp
directeur Stadsherstel Amsterdam NV
(Uit: Binnenstad 211, mei 2005)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.