![]() |
Wethouder Guido Frankfurther |
Er is regelmatig ophef over zogeheten gereconstrueerde panden; het gaat daarbij om monumenten die tot nu toe altijd monument gebleven zijn. Hoewel ik in principe positief sta tegenover deze bouwmethoden, mogen dergelijke panden wat mij betreft worden geschrapt van de monumentenlijst, zeker als het gaat om volledige reconstructies. In technische zin is hier immers sprake van nieuwbouw, waarvoor mijns inziens de afnemende monumentensubsidies niet zouden moeten worden aangewend. Het beschikbare geld moet besteed worden aan het behoud van panden waarvan, volgens de definitie van Pinkse “vervanging van materiaal geleidelijk en aansluitend bij de oude vorm heeft plaats gevonden of die inmiddels ook als historisch waardevol wordt gewaardeerd.”
De huidige waarderingskaart van het stadsdeel vormt de basis voor onze orde-2-panden. Deze panden staan onder grote druk. Om deze reden heeft het Dagelijks Bestuur beleidsinstrumenten ontwikkeld, zoals de ‘quick scan’ bij sloop/nieuwbouwplannen (waarmee in korte tijd bekeken kan worden in hoeverre er monumentale waarden bij een orde-2-pand in het geding zijn) en de spoedprocedure (om een bedreigd beoogd monumentenpand versneld op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen). Evaluatie van deze beleidsinstrumenten moet uitsluitsel bieden op de vraag hoe vaak orde-2-panden bedreigd worden door sloop. Uiteraard is het daarbij belangrijk dat de waarderingskaart van het Beschermde Stadsgezicht administratief op orde wordt gehouden. Dat gebeurt ook in het kader van de herziening van bestemmingsplannen. Sinds de instelling van de waarderingskaart en bovengenoemde beleidsinstrumenten zijn er overigens nog nauwelijks orde-2-panden gesloopt.
De discussie om panden van na 1940 te waarderen speelt al enige tijd. De periode tot 1940 is
indertijd gekozen omdat daarmee aansluiting werd gevonden met het
monumentenbeschermingsbeleid (Monumenten Selectie Project), dat toen van start ging. In
de beleidsnota Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht staat verder dat voor bebouwing na
1940 de benodigde historische afstand ontbreekt om een afgewogen oordeel te kunnen geven.
Ik kan het daar nog steeds mee eens zijn.
Bij het vaststellen van de waarderingskaart door de gemeenteraad in 2000 is een motie
aangenomen waarin werd aangegeven dat ook naoorlogse bebouwing in de binnenstad moest
worden gewaardeerd. Als vervolg daarop is daarom een onderzoek naar de cityvorming,
stadsvernieuwing en de traditionele nieuwbouw in de binnenstad gedaan. Ook voor deze
gebouwen geldt dat (ver)bouwplannen worden beoordeeld op welstand. Onder deze
welstandelijkheid wordt ook de passendheid in het beschermd stadsgezicht gerekend. De
resultaten van het genoemde onderzoek zijn in het beoordelingskader van de onlangs
vastgestelde welstandsnota van stadsdeel Amsterdam-Centrum verwerkt.
Samenvattend vind ik dat historiserende en volledige reconstruerende nieuwbouw niet
thuishoort op de monumentenlijst, hoewel ik doorgaans positief sta tegenover deze
bouwmethoden. Wat mij betreft blijft de ‘leeftijdsgrens’ voor plaatsing op de
monumentenlijst en waarderingskaart liggen op zo’n vijftig jaar. Voor vervangings- en
nieuwbouwplannen van panden uit recentere en toekomstige jaren zullen we een beroep
moeten blijven doen op de Welstandscommissie. Daar heb ik voldoende vertrouwen in.
Guido Frankfurther, wethouder Monumenten stadsdeel Amsterdam-Centrum
(Uit: Binnenstad 208, november 2004)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.