![]() |
![]() |
Vóór restauratie | Na restauratie |
Tot voor kort waren in Amsterdam nog vijf oude gevelstenen met vossen te vinden. Met 10
leeuwen, 3 beren, 2 luipaarden en 1 tijger vormden zij een fraaie groep roofdieren op
gevelstenen. Ik zeg met opzet ‘tot voor kort’ want het aantal stenen met vossen is met 1
afgenomen terwijl de groep soorten met 1 is toegenomen. We kunnen er een los of lynx aan
toevoegen.
In juli 2003 ontdekte Jan Hilbers, bij het voorzichtig afkrabben van de dikke en brokkelige
verflagen van de steen IN T VOSJEN, Oudezijds Voorburgwal 8, dat het in gotische letters
gestelde opschrift op het tekstlint IN T LOSJEN bleek te zijn. Ooit was bij een schilderbeurt
met goudverf van de L een V gemaakt. Wanneer precies is niet meer te achterhalen, maar bij
alle volgende schilderbeurten bleef de V gehandhaafd.
De (nu voormalige) vos is niet altijd als vos door het leven gegaan. In de gevelsteenlitteratuur
stond het beestje tot 1949 als luipaard bekend. De schrijvers Van Lennep en Ter Gouw (De
Uithangteekens etc., 1868) hebben de steen over het hoofd gezien maar Jonkheer Suasso
(Gevelstenenschetsboek, plm. 1875/80) neemt de steen wel op. Waarschijnlijk zat de steen
toen dik onder de verf want hij noemt het een viervoetig dier, vermeldt geen tekst en geeft
geen tekeningetje. Pas in 1903 (Van Arkel en Weissman, Noord-Hollandse Oudheden) wordt
het beest een luipaard genoemd en het tekstlint als IN D LEUPERT gelezen. Op een tekening
is de steen, afgezien dus van de tekst, redelijk goed weergegeven. In de volgende litteratuur:
Voorlopige Lijst der Nederlandsche Monumenten (1928), D’Ailly, Historische Gids (1929) en
Alings, Amsterdamse Gevelstenen (1e dr. 1943) blijft het dier een luipaard en de tekst op het
lint ‘in d leupert’.
In 1949, in het februarinummer van Amstelodamum, meldt Alings dat de steen “… thans
schoongemaakt en van passende kleuren voorzien is onder leiding van architect A.A. Kok,
een vos blijkt te vertonen, waarboven te lezen staat: int Vosjen”. Was hier onkunde van de
schilder debet aan, was hij niet bekend met gotische letters, wij zullen het nooit meer weten.
Vast staat dat vanaf dat moment het beest een vos wordt genoemd. In de 2de druk van zijn
Amsterdamse Gevelstenen (1949) noemt Alings de wonderbaarlijke gedaanteverwisseling en
ook in de volgende drukken van d’Ailly’s Historische Gids is het luipaard een vos geworden.
Ook ondergetekende noemt het beest een vos in zijn De Gevelstenen van Amsterdam (1991),
dat zal dus in een 2de druk veranderd moeten worden in los of lynx.
Bij het herstel van de gevelsteen zijn tevens de twee hoekblokken met leeuwenkoppen onder
handen genomen en subtiel in kleur gezet.
![]() |
![]() |
Vóór restauratie | Na restauratie |
In juli 2003 kreeg Jan Hilbers van de Stichting Diogenes de kans om de gevelsteen met een bakker voor zijn oven op bovengenoemd adres onder handen te nemen. Bij het verwijderen van verf en vuil trof Hilbers tot zijn verrassing in de onderrand fragmenten van letters en cijfers aan. Het bleek dat ooit over de gehele breedte van de onderrand een sleuf gehakt was voor het aanbrengen van een loodslab. Bij een latere verlaging van de puibalk werd deze sleuf met cement dichtgesmeerd. De aangetroffen fragmenten gaven genoeg houvast om het inschrift ANNO 1647 te herkennen en te reconstrueren. De voorstelling zelf, er was ooit een rood tegelvloertje geschilderd, heeft door kleuring van het reliëf, aan de hand van aangetroffen kleursporen zeer aan duidelijkheid gewonnen.
Onno Boers
(Uit: Binnenstad 202, november 2003.)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.