![]() |
Maquette (simulatie) van de nieuwe uitbreiding van de Stadsschouwburg. Jonkman & Klinkhamer Architecten. |
De Stadsschouwburg was altijd het symbool van de Amsterdamse cultuur, eerst aan de
Keizersgracht, daar verbrand; toen herbouwd aan het Leidseplein op de waterloop van de
Lijnbaansgracht, en opnieuw verbrand; ten slotte op die plaats herbouwd door architect J. L.
Springer. Na de bevrijding werd de Stadsschouwburg triomfantelijk in bezit genomen door
acteurs die niet voor de Kultuurkamer hadden getekend en die met de Toneelgroep 5 Mei 1945
Vrij Volk hadden voorbereid. Ben Albach noemde zijn boek over de Stadsschouwburg eenvoudig:
Het Huis op het Plein, en wethouder Ab de Roos noemde hem nog in 1957 het ‘hart van het land’.
Dat was op de drempel van de nieuwe tijd met televisie en popcultuur. Iets meer dan tien jaar later,
in 1969, vlogen er revolutionaire tomaten over het toneel.
En dan was het ook nog traditie dat een kampioenschap van Ajax op het Leidseplein en op het
terras van de Stadsschouwburg werd gevierd. Zeg maar gerust, dat we dit kasteeltje niet kwijt
willen en dat we het culturele hart van Amsterdam niet naar de Zuidas willen verplaatsen.
Nu is er eindelijk een plan van architect Jim Klinkhamer, waarmee de directeur van de
Stadsschouwburg, Melle Damen, instemt. Het geeft duidelijke antwoorden. Ja: het kassagebied
wordt toegankelijker; nee: de zaal wordt niet veranderd en de karyatiden (die mooie halve
vrouwen) blijven. Ja: er komt een moderne uitbreiding, die wordt ondergebracht in een grote
nieuwbouw achter de bestaande schouwburg. De melkfabriek, waarin sinds 1983 de Melkweg
gevestigd is, wordt in de nieuwbouw opgenomen. Zo ontstaat een interessante collage van
architectuur uit drie tijdperken. Dit plan is echter door het bestuur van onze vereniging
afgewezen. [Zie: Uitbreiding Stadsschouwburg]
Zo, daar sta je dan.
Vind ik het plan ook om af te wijzen? In het belangrijkste uitgangspunt verschillen het bestuur en
ik niet: we willen de Stadsschouwburg op die plaats houden. De vraag is echter, of we zo’n grote
ingreep tussen de Marnixstraat en de Lijnbaansgracht kunnen accepteren.
Voor mij maakt het een verschil, of we het hebben over de grachtengordel dan wel over de
“Amsterdamse Schans en de Buitensingel” om de titel van het beroemde boek van Van Eck te
citeren: de dunne schil, die eind 19de eeuw om de oude binnenstad is gelegd, toen er door het
slechten van de omwalling met haar bastions ruimte voor uitbreiding was geschapen. Het is een
onderdeel van de inhaalslag die Amsterdam na 1870 voerde om mee te doen met andere grote
steden. In deze gordel is werk te zien van architecten als Salm (Aquarium, 1883) tot Zanstra (de
parkeergarage, 1970) en Liesbeth van der Poll (Aquartis). Rondom de Stadsschouwburg zien we
tegen de klok in: het GVB-gebouw van Marnette, Américain van Kromhout, Hirsch van Jacot, het
Max Euweplein van Zaanen, het Citytheater van Jan Wils. Hier doordringen alle stijlen en periodes
sinds 1800 elkaar. Vernieuwingen zouden hier hun gang moeten kunnen gaan. ‘Jaja, mits
verantwoord’, hoor ik u reeds mompelen.
Ons bestuur vindt de achteraanbouw veel te hoog. Hij zal zelfs van de Overtoom af oprijzen achter
het sierlijke GVB-gebouw. Is dat erg? Kan, of moet, er vier meter van die hoogte af? Ik zou ervoor
kiezen, die hoogte te accepteren, alleen al omdat hij hoort bij iets dat we nu eenmaal graag willen
hebben. Daarbij komt, dat de architect de huid van de hoge aanbouw een lichte, changeante kleur
zal geven, zodat deze op zichzelf iets moois kan worden. Er is nog een algemene overweging. Door
een hoog gebouw af te knotten, maak je het niet alleen lager, maar ook lomper. Dit althans was het
geval bij het zwarte gebouw van Bodon, dat in 1972 op de hoek van het Weesperplein en de
Sarphatistraat verscheen. Er was van het oorspronkelijke ontwerp, dat veel hoger was, een stuk
afgehaald, om de Diamantbeurs van Van Arkel te ontzien. Maar voor de Diamantbeurs is deze
buurman van gelijke hoogte nadeliger dan als hij flink hoger was geweest. Beknotting van de
aanbouw van de Stadsschouwburg zullen we waarschijnlijk later ook betreuren. Onzichtbaar wordt
hij toch niet, en het silhouet zal rommeliger worden, een wirwar waaruit de toeschouwer niet wijs
wordt. Beter lijkt het, die aanbouw te accepteren en haar de ruimte te geven. Ik hoop dat we dan
zeggen: wat mooi is dat geworden. Waarbij aangetekend, dat die changeante huid door verfijnde
techniek en materiaalkeuze niet vuil zal worden. Soms doen de technici wel een zwaar beroep op je
vertrouwen. Maar vooruit: we houden hen aan hun woord.
Ricardo
(Uit: Binnenstad 201, september 2003.)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.