![]() |
G.A. Berckheyde, De Bocht van de Herengracht, 1685 |
Op het ogenblik wordt het eerste concept voor de nota “Visie op het water in de
binnenstad” herschreven. Voordat deze echter over ca. 1½ jaar ingaat, zal er nog een
inspraakronde plaatsvinden. Tot die tijd wil men een noodwet van kracht laten zijn.
In de conceptnota wordt veel aandacht besteed aan welstandseisen en ligplaatsen. Voorlopig
is er geen plaats meer voor nieuwe boten in de binnenstad, wel in het Westerdok en IJburg. In
het plan worden voorstellen gedaan om verschillende woonboten te verplaatsen, omdat er
nautische knelpunten zijn en de woonboten te dicht op elkaar liggen. Om een jarenlange
juridische strijd te voorkomen zal dit echter niet dwingend worden opgelegd. Het bestuur wil
proberen de geleidelijke verplaatsing van de boten te realiseren door bijvoorbeeld op
voorkeurslocaties grotere boten toe te staan of de woonbootbewoners te verlokken met
voorzieningen als aansluiting op het elektriciteitsnet en de riolering. Een kleine ark van 12
meter zal bijvoorbeeld alleen door een groter schip van 22 meter vervangen kunnen worden
op een andere locatie. Op termijn moet dit resulteren in een betere verdeling van de boten in
de binnenstad.
In de huidige regelgeving worden woonschepen niet door de welstandscommissie beoordeeld,
goedkeuring door de Commissie Historische woonschepen is voldoende. Dat wil het bestuur
veranderen; het ligt in de bedoeling deze commissie te integreren met de welstandscommissie.
Een ander plan is om de wrakken beter aan te pakken. Nu kan dat volgens een landelijke wet
alleen als de boten gezonken zijn. Het deelraadsbestuur streeft verder naar meer personen- en
goederenvervoer over het water. Hiervoor zal ook afmeergelegenheid gecreëerd moeten
worden. Tenslotte meldt de wethouder dat de erfpacht voor woonboten niet doorgaat. Bij
nader inzien vindt men het geen goed idee om het openbare water in erfpacht uit te geven.
Vervolgens is er gelegenheid tot het stellen van vragen vanuit de zaal, waarop de wethouder
zal antwoorden.
![]() |
Vooral daar waar pleinen aan het water liggen, zoals het Amstelveld, moet de relatie tussen stad en water worden hersteld. |
Walther Schoonenberg stelt: "Het water is openbare ruimte. Dat betekent dat het water in
eerste instantie inderdaad ‘dynamisch’ gebruikt moet kunnen worden, dat men ook de
mogelijkheid moet hebben erop te varen. Er zal dus meer ruimte voor het water moeten
komen; het beleid moet uitgaan van gestructureerde krimp, in plaats van gestructureerde groei
van het aantal ligplaatsen. Verder zal de relatie tussen de stad en het water hersteld moeten
worden. Langs het Amstelveld bijvoorbeeld zijn in de conceptnota ligplaatsen aan het plein
gepland, terwijl men vanaf zo’n plein natuurlijk op het water wil uitkijken. Er moeten dus
criteria voor de ligplaatsen vastgesteld worden.
Het vervangen van kleine arkjes door tweemaal zo grote ‘scharken’ (arken die niet op een
betonnen bak, maar op een dekschuit geplaatst zijn om zo het imago op te houden een echt
‘schip’ te zijn) is echter geen verbetering. Door zulk soort schijnoplossingen zal er alleen
maar meer water door woonschepen geconfisqueerd worden. Op allerlei manieren tracht men
nu de regels voor historische schepen te ontduiken. Onzes inziens is het echter een
voorwaarde dat een ‘historisch schip’ ook werkelijk een oud (binnenvaart)schip is, niet een
moderne constructie, die misschien heel in de verte nog enigszins aan een schip doet denken.
Wat zullen de criteria zijn om te bepalen wat een woonschip is? Dat de boten zelf moeten
kunnen varen? Dat ze onder de bruggen door moeten passen?”
De wethouder beaamt dat de doorvaarthoogte van de bruggen een soort historische norm
vormt voor de maximale hoogte van woonboten.
![]() |
Woonarken horen niet thuis in het beschermd stadsgezicht. |
Kees Stoffel, voorzitter van de Werkgroep Water: “Wat ik mis is een ideaalbeeld, een
uitgangspunt van de stadsdeelraad, zodat men kan puinruimen, de woonarken moeten gewoon
weg. Ook waarschuwt hij de wethouder voor de Commissie Historisch woonschepen, die
volkomen ongeloofwaardig handelt.”
Hendrik Kaptein: “Waarom is het uitgangspunt niet dat op termijn álle boten verdwijnen?”
Ook Peter Berkhout, lid van de Werkgroep Water, pleit ervoor om de woonboten
langzamerhand uit laten sterven. Frankfurther antwoordt dat dit helaas niet realistisch is.
Ed Goldstein: “Dynamisch gebruik van het water heeft ook zijn nadelen: al die boten vormen
een flinke milieubelasting door de dieselstank. Bovendien levert het dynamisch gebruik van
het water veel overlast op voor zowel de woonbootbewoners als de walbewoners. Kunnen er
geen voorschriften voor elektrische bootjes komen?” De wethouder antwoordt dat dat alleen
lukt als dat centraal stedelijk beleid zou zijn.
Berthe Beydals: “Wat doen we met pleziervaartuigen, waarop men niet permanent woont? De
vakantiehuisjes op het water, die wel het hele jaar voor een prikkie in de grachten liggen?”
- Hier zijn geen regels voor, ook geen welstandscriteria.
Er ontstaan ook steeds meer ligplaatsen voor dat soort bootjes, doordat men deze aan de
railingen vastmaakt, die bedoeld zijn om auto’s niet in het water te laten rijden. De wethouder
antwoordt dat bij walmuurvernieuwingen haalkommen worden gemaakt.
André Ancion: “Zouden er niet meer regels kunnen komen voor pleziervaartuigen, bijv.
parkeermeters?”
De heer Van Praag merkt op dat ‘vrijwilligheid’ hem niet afdoende lijkt. “Kunnen er geen dwangmiddelen ingezet worden?” Kees Stoffel beaamt dat men niet al te huiverig moet zijn voor juridische stappen. “Er zijn inderdaad jarenlange juridische processen van de Dienst Binnenwaterbeheer tegen woonbootbewoners gevoerd, die tot aan de Raad van State zijn uitgevochten. Al deze processen zijn echter gewonnen; er zijn 100 boten illegaal verklaard, maar deze boten liggen in grootstedelijk gebied, niet in de binnenstad. Voor een aantal boten geldt wel een uitsterfbeleid.” Uit de zaal wordt opgemerkt dat er jarenlang een wanbeleid is gevoerd. Om daar nu geen geld aan te willen uitgeven is niet juist; waarom kunnen boten niet gekocht en onteigend worden? Het is een kwestie van stellen van politieke prioriteiten.
Verschillende deelnemers merken op dat de bestaande regels niet gehandhaafd worden. Otto
Vlasman: “Wat zijn de thans bestaande verordeningen? Dat schepen 10 meter van de bruggen
af moeten liggen bijvoorbeeld wordt niet gehandhaafd”. “En is het nu toegestaan dat
woonbootbewoners stukjes van de wal privatiseren om een tuintje aan te leggen of een
fietsparkeerplaats te maken?”
Ed Goldstein: “Kan men voor woonboten, net als voor woonhuizen geen onderhoudsplicht
instellen?” De wethouder antwoordt dat die wel bestaat. Ook nieuwe tuintjes worden
verwijderd. De regels moeten aangescherpt en gehandhaafd worden.
![]() |
Veel te grote woonarken op gevoelige plaatsen in de historische binnenstad. |
Walther Schoonenberg: “De maximale lengte voor een woonboot is nu 30 meter, dat is veel te
lang. Als we dat aanhouden, voorzie ik dat het water alleen maar voller komt te liggen”.
Verder stelt hij voor dat een aantal boten daadwerkelijk verplaatst worden naar een gebied
buiten de binnenstad, bijv. IJburg. Daar zou men dan bijvoorbeeld wel grotere boten kunnen
toestaan, zodat mensen daadwerkelijk gemotiveerd worden om te verhuizen. Men zou bijv.
kunnen overwegen voor het Realeneiland andere welstandseisen aan de boten te stellen dan
op de Prinsengracht. Frankfurther stelt voor dat de VVAB dat bij de inspraak naar voren
brengt.
Waarom liggen er helemaal geen boten in de Singelgracht? In de nieuwe nota zijn hier
helemaal geen boten gepland, terwijl juist hier geschikte locaties zijn waar weinig bewoners
last van de woonboten zullen hebben. De wethouder antwoordt dat dit een wandelpromenade
moet worden, maar dat geldt voor de grachten natuurlijk evenzo.
Herman Pinkse vraagt zich wat betreft de woonboten in de Prinsengracht af of de historische
situatie maatgevend is voor de huidige normen. Tevens vindt hij de huidige afstand van 2
meter tussen de woonboten te klein. Hij merkt op dat er geen tweesporenbeleid gevoerd moet
worden. Nu bestaat het concept-bestemmingsplan naast de bestaande verordening. Men moet
voor één instrument kiezen en geen vergunningen verlenen buiten het bestemmingsplan om.
De visie moet tot een totaalplan leiden. Er komt een facet-bestemmingsplan, d.w.z. dat het
alleen voor het water geldt.
Verder poneert Pinkse de stelling dat men geen enkel rak vol zou moeten laten liggen met
woonboten. Door ligplaatsen af te wisselen met bijvoorbeeld aanlegsteigers behoudt men een
gevarieerd beeld dat tevens recht doet aan de volle breedte van een gracht. Tenslotte pleit hij
voor een begrippenlijst bij de nota.
Peter Berkhout: “Laten we vooral niet vergeten adequaat te reageren op de huidige situatie. Dit jaar moet de noodwet nog van kracht zijn, zodat alle nieuwe schepen door de welstandscommissie beoordeeld kunnen worden.”
De voorzitter beëindigt de discussie met de opmerking dat het bestuur in samenwerking met de Werkgroep Water zal proberen een voorstel voor zo objectief mogelijke criteria voor woonschepen op te stellen. De wethouder merkt tenslotte op dat hij blij is dat hij al wat heeft kunnen voorproeven van opinie die binnen de VVAB leeft. Hij heeft ook al het een en ander genoteerd, dat hij kan gebruiken.
Juliet Oldenburger
(Uit: Binnenstad 200, juni 2003.)
[Inleidende dialezing van Walther Schoonenberg]
[Werkgroep Water]
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.