Eens, in de jaren zestig, heeft Yoko Ono, toen nog in haar grote tijd als vrouw van John
Lennon, voorgesteld oorlogen uit te vechten met verf. De twee partijen trekken elkaars
steden binnen en verven alles in hun eigen kleur. Wie het verst komt, heeft gewonnen. En
zie, tien jaar later begon de stadsvernieuwing in Amsterdam zich te tooien met bonte
kleuren. Dat was in de tijd dat kriskras door de stad als met hink-stap-sprong aanvullende
woningbouwlokaties werden ingevuld, dus na 1978. Blauwe, maisgele en zuurstokroze
woningblokken staken scherp af tegen de traditionele bebouwing. Ik geloof dat ik me eraan
heb geërgerd (ik schreef over regenbooggekte), maar het bleef binnen de perken, want het
waren toch maar kleine buurtjes. De nieuwe Haarlemmer Houttuinen was van die golf
stadsvernieuwing wel een van de omvangrijkste voorbeelden. Het was toch wel grappig.
Hoort kleur in de stad? Op oude stadsgezichten zie ik weinig verscheidenheid van kleuren.
Zacht roodbruine baksteen is de kleur van Berckheydes Bocht van de Herengracht; daarnaast
is er vaak natuursteen, meestal het grijze Bentheimer, dat ietwat gelig doorschemert, waarvan
het stadhuis op de Dam is gebouwd. Toch is er altijd wel kleur geweest, zonder dat je de
indruk kreeg van een bonte stad. Witte en zwarte huizen zijn er, als je gaat tellen, aan de
gracht heel wat meer dan je had gedacht. En dat kleine rode klokgevelhuisje op de
Zwanenburgwal bij de hoek van de Amstel, dat neemt niemand me af.
Soms gaan ze je gevel oliën. Dat is ons eens gebeurd, toen ons huis voor groot
gevelonderhoud in de steigers stond. Mijn vrouw had gewoon verdriet dat ons vriendelijke,
licht rode huis er nu zo somber bij stond. Maar de olie is er gauw afgesleten en we hoeven
dat nooit meer. Dat de voordeuren aan de gracht grachtengroen moesten zijn, zo’n diep groen
met een paarsachtige glans, leek een onaantastbare waarheid. Maar ik hoorde een paar jaar
geleden dat de echte kenners daar alweer relativerend tegenover staan. In de 17de eeuw was
dat heus anders, zeggen ze.
We moeten in onze gebouwde omgeving wel voorzichtig blijven met echt felle kleuren. Het
rode klokgevelhuisje moet een uitzondering blijven. Laat het decor van ons leven rustig zijn
en ingetogen, wijzelf en onze dochters (ook zonen, hoor ik u al roepen) zorgen wel voor de
versiering. De felrode baksteen op het Gemeente Waterleidingterrein lijkt haast aan je
netvlies te kleven. De tijd temt deze baksteen niet, hij blijft zo bijtend rood als hij altijd was.
![]() |
Rokin 99 ontworpen door architect Mart van Schijndel. |
Nu nog een kleine ketterij: op Rokin 99, tegenover de Wijde Kapelsteeg, staat sinds 1990 een huis dat de goegemeente aanvankelijk hevig heeft gechoqueerd. Het is ontworpen door Mart van Schijndel, die alle remmen lijkt te hebben losgegooid met zijn afwisseling van zandkleurige, en blauwgroene horizontale banden en de bolle, spiegelende glazen erker en een loze topgevel. Het staat ingeklemd tussen een charmante namaak-trapgevel van eind 19de eeuw en een Amsterdamse Schoolhuis met een ingekaderde licht bollende gevel van baksteen. Met twee zulke buren moet de architect het gevoel hebben gehad: daar kan ik ook wat van. Je mag het wel een post-moderne fantasie noemen. In het bolle blauwgroene glas wordt de overkant weerspiegeld als in een lachspiegel. Het huis is nu al een bezienswaardigheid, en voor één keer kan het net. Ik zou het niet meer willen missen.
En nu naar het Oostelijk Havengebied. De Stuurgroep Aanvullende Woningbouwlokaties die
in 1978 wethouder Michael van der Vlis opdracht gaf, ruimte voor woningbouw in
Amsterdam te zoeken, maakte in haar rapport onderscheid tussen A-, B- en C-lokaties, al
naar de toegankelijkheid van zo’n terrein voor woningbouw. Kleine terreinen zoals het
Weteringcircuit en de taartpunt naast het Barlaeusgymnasium waren makkelijk te behappen,
zij heetten A-lokaties. Tot de C-lokaties behoorde het Oostelijk Havengebied, waar veel
moest worden onteigend, waar grond vervuild was en waar de kades aanvankelijk
onbebouwbaar waren. Voor de bebouwing werd geen eindplan vastgesteld, zoals gebruikelijk
was, maar er werd procesplanning toegepast. Elk onderdeel kreeg naarmate de tijd
voortschreed zijn eigen invulling, waarin rekening kon worden gehouden met de vaak snel
veranderende woonbehoeften en technische mogelijkheden. Het gevaar is natuurlijk, dat zo’n
mode- en trendgevoelige stedenbouw sterk gericht is op de korte termijn en dan ook gauw
kan verouderen.
Het KNSM-eiland kreeg een groep grote eenheden, maar het Java-eiland werd klein
geparcelleerd en is helemaal bont. Als ik er in een rondvaartboot over het IJ langsvaar, vind
ik het aanzicht van de Sumatrakade verrassend en levendig. Maar dan denk ik: als ik op de
Javakade woon en ’s ochtends de gordijnen open doe, wil ik dan tegen zo’n felgekleurde
achtergevel van de Sumatrakade aankijken?
Kleur is mooi, maar je moet er voorzichtig mee zijn.
Ricardo
(Uit: Binnenstad 197/198, maart 2003.)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.