![]() |
De Haar, romantisch gelegen tussen bomen en vijvers. |
Volgens het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap (KOG) was dat een betreurenswaardig besluit. Wat het echtpaar van Zuylen had moeten doen, zo betoogde de architect Weissman, was opdracht geven voor een modern landhuis, en de ruïne voor zover nodig consolideren. In de persdiscussie werd opgemerkt dat baron Van Zuylen, die meestal in Parijs of in Nice verbleef geen enkele behoefte had aan een modern landhuis naast een ruïne in het Utrechtse polderland. Moderne landhuizen, dat hadden al zijn vrienden ook. Wat hij wilde was het stamslot, waaraan de naam van zijn familie sinds de 15de eeuw verbonden was, weer in vroegere pracht doen herleven. Het misprijzende rapport van het KOG is van 1891, een jaar later begon Cuypers aan de uitvoering van zijn droomkasteel. Het dorpje Haarzuilens werd afgebroken en een eindje verder weer opgebouwd, een prachtig bospark werd om de bouwplaats aangelegd, waarvoor duizenden al volgroeide bomen zijn aangevoerd. Wie daar nu in rondwandelt kan niet anders dan dankbaar zijn voor wat een eeuw geleden, in strijd met de officiële doctrine, tot stand werd gebracht. Er bestond toen nog geen officiële monumentenzorg, er werden geen subsidies gevraagd. Nu is dat wel nodig, want het kasteel verzakt, moderne funderingstechnieken moeten het zware gevaarte overeind houden. In het Nederlandse verhaal werd de bouwfinanciering niet genoemd, de naam Rothschild volstond.
![]() |
![]() |
De ruïne omstreeks 1860, uit Tillema "Geschiedenis Monumentenzorg", 1975. | Kasteel De Haar militant middeleeuws. |
In het Franse verhaal gaat het ook niet over de financiering van het kasteel en het park, het
gaat over familieëer en traditie. Dat verhaal staat in de autobiografie "Contre bonne fortune
…" van Guy de Rothschild, uit 1983. Terloops wijst de auteur op de talrijke door zijn familie
gestichte scholen, ziekenhuizen en andere instellingen van publiek nut, op de honderden
schenkingen van kunstwerken aan musea, en op het belangrijke aandeel van de Rothschilds in
de economische wederopbouw na de bevrijding. Wij zijn, zo schrijft hij, nu eenmaal een
symbool geworden van rijkdom, en dat kweekt rancune en jalouzie.
Het was de legendarische James de Rothschild die na Waterloo Frankrijk redde van een
staatsbankroet door een leningsoperatie waaruit, behalve schadeloosstelling aan de door de
revolutie gedupeerde emigranten, óók de loodzware herstelbetalingen aan de overwinnaars
konden worden afbetaald. Hij was het ook die in 1847 hongersnood in Frankrijk voorkwam
door alle verkrijgbare vorderingen op Rusland op te kopen en deze aan de Russische regering
aan te bieden in ruil voor grote graanleveranties. Toen James de Rothschild in 1868 overleed
werd zijn vermogen, zo schreef een journalist, alleen geëvenaard door zijn milddadigheid. De
Rothschilds waren de bekwaamste en de meest betrouwbare financiële instelling in Europa.
De familie had een sterk ontwikkeld gevoel van eigenwaarde en familiesolidariteit, een soort
vorstelijke allure. Huwelijken werden bij voorkeur gesloten onder verwanten, en zeker niet
buiten de Joodse gemeenschap waarmee de Rothschilds, hoezeer ook geassimileerd, nooit de
banden hebben verbroken. Een huwelijk tussen een Rothschild-dochter en een katholieke
Belgische baron, dat kón niet. Maar het gebeurde toch, en dat heeft de bruid een pijnlijke
breuk met haar familie gekost. Zij hoorde er niet meer bij. Hélène's moeder heeft tot haar
dood rouwkleding gedragen voor de verloren dochter. Sindsdien waren de families
gebrouilleerd, zij ontmoetten elkaar in de Parijse society, maar vermeden elk contact. Dat de
Rothschilds hun afvallige bloedverwante niet met lege handen hadden laten gaan, bewijst het
kasteel De Haar, de solidariteit van de familie stond buiten discussie.
De vete duurde totdat tachtig jaar later Guy de Rothschild bij de paardenrennen van Deauville
een beeldschone barones De Zuylen de Nijevelt ontmoette. Voor de tweede keer werden de
familienamen in een huwelijk verenigd, de vete was voorbij. Guy de Rothschild kon nu het
door de grootouders van zijn vrouw gebouwde kasteel De Haar bezoeken. Hij vond het met al
dat vertoon van middeleeuwse verdedigingsattributen, een zonderling geval, "naar keuze een
huwelijk tussen de gekte van de gekke jaren en de romantiek van barbaarse tijden". Hij geeft
een ironische beschrijving van het interieur, een zaal met de afmetingen van een kathedraal –
de overkapte binnenplaats – vol kolommen en harnassen, nauwe spiltrappen, slaapkamers als
wapenzalen en vleermuizen in de galerijen. Het enige wat ontbrak, vond hij "waren met hun
kettingen rammelende spoken".
Waarschijnlijk dacht hij daarbij aan het buitenpaleis Ferrières dat zijn overgrootvader James
in 1855-1859 had laten bouwen door de Engelse architect Paxton. Tijdens de belegering van
Parijs in 1870 had de Pruisische Koning Wilhelm Ferrières in beslag genomen. Van hem werd
de jaloerse opmerking genoteerd "wat een uitzonderlijk paleis! Een koning zou het zich niet
kunnen veroorloven. Daar moet je Rothschild voor zijn."
Zou iets dergelijks gezegd kunnen worden van het kasteel De Haar? Het is een droombeeld dat werkelijkheid kon worden. Zonder de naam Rothschild zou het niet zijn gebouwd, het heeft een voor Nederlandse verhoudingen unieke allure. Men kan er rationele en architectuurhistorische bezwaren tegen aanvoeren, maar zoals het daar ligt tussen vijvers en bomen is het héél mooi. Misschien is het beter om niet naar binnen te gaan.
Geurt Brinkgreve
(Uit: Binnenstad 191, december 2001.)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.