Dit is onjuist. Het is eerder een ‘hulk’. Althans tenminste een mengtype van de oudere,
uit het Vikingschip ontstane Friese cog en de hoeker (hulk). Een hulk (holc, afgeleid van het
latijns/griekse woord voor ‘trekken’) is een groot en log middeleeuws vrachtschip. De stevens
zijn gekromd en de kromme, scherpe kiel steekt daardoor iets dieper dan de midscheepse platte
bodem van een kogge die een rechte kiel heeft en rechte stevens (dus spanten heeft met een
kniehoek) Beide scheepstypen hebben een overnaadse plankenhuid(zolang men nog geen zaag
gebruikte) die met ijzeren nagels zijn vastgezet. De naden werden gedicht met mos, koeienhaar of
hennep met pek, en afgedekt met smalle latjes die weer werden vastgezet met platte ijzeren
krammen (sintels). Touwen waren van hennep uit Rusland. Het zeil was van linnen. Het hout was
eiken of iepen. De mast van een spar uit Rusland, Polen of Pruisen was 16 tot 24 meter hoog. Ter
bescherming van de bodem tegen houtworm werd deze bestreken met harpoys, een mengsel van
hars, solver, lijnolie, vet, koeienhaar, gestampt glas en dat samen gekookt. De hulk heeft een
sauskom-model terwijl de kogge meer weg heeft van een hoge platbodem. Beide scheepstypen
kennen een ‘kasteel’ aan de achterkant en soms ook aan de voorkant. Dit is een verhoogd
platform met kantelen. Als er gevochten moest worden stond men hoog ten opzichte van de
vijand. Beide typen schepen hebben op de romp ruitvormige nokken, de uitstekende dwarsbalken
om de wanden van het schip uit elkaar te houden. Het kraaiennest diende als primitief
navigatiemiddel. Men voer so wie so zo dicht mogelijk tegen de kust met steeds het gevaar aan
lager wal te geraken. Om te weten waar het land was liet men af en toe een kraai uit een kooi los;
die vloog de kortste route naar de kust. Andere bronnen stellen dat de mastkorf (ook kokette of
mars genoemd) diende als uitkijk en om stenen te kunnen gooien naar de vijand.
Bij de desbetreffende tekstbordjes in het Amsterdams Historisch Museum is sinds een paar jaar
het verschil “kogge’ en “hulk” verbeterd aangegeven.
![]() |
Gevelsteen met Amsterdamse zegel van de Munttoren |
De kogge voer op de Hanzesteden voornamelijk voor graan uit de Oostzeegebieden. De hulk op
Engeland voor wol, tin en steenkool. Op Brugge voor wol en linnen en op Frankrijk voor zout,
wijn en zuidvruchten. Amsterdam was geen Hanzestad.
Op het koperen koorhek van de Nieuwe Kerk (Jan Lutma 1650) is de hulk zonder roer
weergegeven. Wellicht was toen al de legende in zwang dat het scheepje, stuurloos geworden, de
foundingfathers van Amsterdam bevatte en in de monding van de Amstel strandde als gevolg
waarvan de schepelingen aldaar Amsterdam vestigden. Voor ‘t overige is de voorstelling op het
koorhek, op de keizerskroon na, correct.
Links op het schip staat Guy van Avesnes (Gwijde van Henegouwen) de opvolger van Gijsbrecht
van Amstel, broer van Jan van Avesnes (spreek uit als Aven), door vererving opvolger van Floris
V. De figuren staan aan stuurboord (rechterzijde) daar waar voorheen het roer, een lange
roerspaan, zich langszij bevond. Met, zoals vroeger de stuurman, de rug (back) naar bakboord.
Gwijde houdt een schild dat ingekleurd is (vandaar het werkwoord schilderen) met in het eerste
kwartier de zwarte leeuw van het heersende leen Henegouwen. (De Belgische leeuw is nu nog
zwart). In het tweede kwartier de rode leeuw van het (na de vererving) onderhorige leen Holland.
Rechts staat zijn landsknecht, met zijn gebruikelijke wapen de piek en daaraan de standaard van
Amsterdam met drie zilveren merktekens (?) de kruisjes. Ouderkerk had 5 kruisjes, Amstelveen 4
kruisjes. Beide nederzettingen zijn ouder dan Amsterdam Een aannemelijke theorie is dat men
vroeger onder een officieel stuk zijn naam zette met, zoals heden nog gebruikelijk, de plaats van
herkomst en de datum. Om aan te geven dat men uit Amsterdam kwam gebruikte men drie
kruisjes.
Geen Andrieskruizen, die komen pas zo’n twee eeuwen later in zwang. Ze worden doorgaans wit
geschilderd omdat bladzilver aan de buitenlucht zwart wordt. De kruisjes staan op een zwarte
vertikale baan. Zo’n baan wil zeggen dat er een rivier door de stad loopt (zie de wapens van
Rotterdam, Delft, Weesp, etc.) Alles op een keel (=vermiljoenrood) veld. Been-of lampenzwart
en vermiljoen (van cochenille) en loodwit waren de meest voorkomende middeleeuwse kleuren
in de lage landen. Het rood in de veel latere Hollandse driekeur is van meekrap. Op de
achtersteven van de hulk staat eveneens de Amsterdamse standaard.
Het hondje in de hulk, dat over de rand kijkt is (volgens Schama) het symbool van de trouw van
de heer, in dit geval dus Gwijde, aan zijn volk. Niet andersom. Gwijde werd ook bisschop van
Utrecht en gaf omstreeks 1300 opdracht tot de bouw van de Sint Nicolaaskerk (de Oude Kerk)
Hij verleende tezelfder tijd stadsrechten aan Amsterdam. Daar zal wel flink voor betaald zijn aan
de bisschop. Voor de kersverse, zich zelf respecterende stad werd meteen een zegel ontworpen
als waarmerk voor stedelijke oorkondes, noodzakelijk voor o.m. de diplomaten (diploma- of
oorkondekundigen).
N.B. Het beeldhouwwerk boven de linkerpoort van het Accijnshuis toont een heraldische onmogelijkheid, de Keizerskroon boven het stadszegel en de Franse, verticale driekleur op de achtersteven van de hulk. (oude foto’s tonen nog de Amsterdamse vlag, het kan eenvoudig hersteld worden) Het stadszegel op het koorhek van de Nieuwekerk is overigens ook foutief met een Keizerskroon getooid. Een stadswapen met kroon is mogelijk, een stadszegel niet.
Jos Otten
(Uit: Binnenstad 182, mei/juni 2000)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.