Twee Amsterdamse Trompen beschrijven zij: een op de Prinsengracht bij de Looiersgracht en een 'op de Bierkaai, op de hoek der Zwartlakensteeg , een kniestuk boven de deur, met den tromp van een kanon nevens zich, welke toespeling bij de afbeelding van Tromp nooit ontbreken mocht'. De Tromp van de Prinsengracht bestaat niet meer, die van de Bierkaai, oude naam voor een deel van de Oudezijds Voorburgwal, heeft de tand des tijds doorstaan.
![]() |
Houtreliëf met Admiraal Tromp vóóór restauratie |
Bij alle volgende gevelsteenbeschrijvers komen we dit deurkalf
tegen. Suasso, in zijn schetsboek, legt geen verband met de
Trompen, hij noemt het een "geharnast borstbeeld van een
vlootvoogd temidden van zeeattributen, gebeeldhouwd hout".
In 1903 (Noord-Hollandsche Oudheden, VI, blz. 101) wordt wel de
naam Tromp aan het 'rijkbesneden deurkalf' verbonden, maar welke
Tromp, de vader of de zoon, blijft onduidelijk, ook in de
Monumentenlijst van 1928. In de eerste druk van zijn Historische
Gids (1929) verbindt d'Ailly de naam Maarten Harpertz Tromp aan
het deurkalf, maar in de latere drukken wordt de juiste naam
Cornelis gebruikt. Het was H. Warnaars, die in 1942, in een
artikel in het 39ste Jaarboek Amstelodamum deze, juiste, naam aan
het deurkalf verbond.
Ter gelegenheid van een schilderbeurt van het pand in 1941 werd
ook het deurkalf onder handen genomen. Het reliëf was bedekt met
een dikke korst geelachtige verf en miste alle scherpte. Zelfs
het opschrift was niet meer te lezen. Bij het verwijderen van de
verfkorst trof men de oude polychromering aan en viel het op, hoe
gedetailleerd het snijwerk was.
Via de toenmalige directeur van het Scheepvaartmuseum kwam
Warnaars erachter dat een gravure van Lambertus Visscher naar een
portret van Cornelis Tromp door Ferdinand Bol als voorbeeld voor
de houtsnijder had gediend.
![]() |
Portret van Cornelis Tromp. Gravure van Lambert Visscher (Rijksmuseum) |
Onder het toeziende oog van architect A.A. Kok werd het reliëf
schoongemaakt, op onderdelen hersteld en in de aangetroffen
kleuren geschilderd. Het was weer een pronkstuk op de Oudezijds.
Werd in het boekje "Ken je Amsterdam?" van M.G. Emeis nog een
foto afgedrukt van het egaal overgeschilderde reliëf, in
"Amsterdamse Bouwkunst en Stadsschoon" (2de druk 1944) kon een
foto van het pand met het schoongemaakte deurkalf worden
opgenomen.
H.W. Alings, in zijn Amsterdamsche Gevelsteenen spreekt zijn
waardering uit over de restauratie: "In fraaie frissche kleuren
troont daar een buste met opschrift Admiraal Tromp met schip en
attributen, eerst vervuild en voorbijgelopen, thans weer een lust
voor de oogen door de zorgen van architect A.A. Kok...".
Voor zover bekend werd na de opknapbeurt in 1941 geen onderhoud
meer aan het deurkalf gepleegd, noch aan de rest van de
deuromlijsting. Het werd vuil, de verf verbrokkelde, details
braken af, de bovenrand rotte weg, enfin het zag er op den duur
niet meer uit. In 1997 nam de VVAG het initiatief tot een
sponsoractie tot herstel van de gehele deuromlijsting, waar het
unieke deurkalf ten slotte deel van uitmaakte. In januari 1998
werd Tromp uitgenomen, de bovenrand viel er toen al gedeeltelijk
spontaan van af, en naar het atelier van Kees van Mierlo
overgebracht. Bij het afnemen van de met rijk Lodewijk XIV-
ornament versierde basementen van de deurstijlen bleek, dat
slechts de dikke verflagen het eikenhouten snijwerk bij elkaar
hield; de achterzijde was totaal verrot.
![]() |
![]() |
Uitgenomen houtreliëf na restauratie | Na restauratie |
In het atelier, op de werkbank, was goed te zien dat een grondige restauratie niet overbodig was. De gehele profielrand langs de bovenzijde, die geen deel uitmaakt van het eigenlijke reliëf, bleek totaal verrot en kon zonder moeite met de hand verwijderd worden. De houtrot had zich in ernstige mate doorgezet in de daaronder liggende afsluitende rand van het eigenlijke snijwerk. Ook grote delen van de onderrand moesten vervangen worden. Na het afkrabben van de oude verfresten bleek, ondanks het hoge reliëf, het snijwerk wonderwel goed bewaard te zijn. Op een paar plekken, o.a. in de wang van het negertje, was rot opgetreden en de vingers van Tromp waren verdwenen, maar details, zoals de diamantjes op het medaillon en van de riemgesp, kwamen gaaf onder de verflaag te voorschijn. Bij dit onderzoek bleek ook dat het ruim 1,35 m brede deurstuk uit twee grenen delen van oorspronkelijk ruim 12 cm dik, was samengesteld. Het onderste gedeelte was 50 cm breed, terwijl ter hoogte van het voorhoofd van Tromp een aanvulling van circa 15 cm was gebruikt. Het smalle bovengedeelte was ernstig door vocht aangetast, ondanks de zware loodslab die het deurstuk tegen inwateren moest beschermen. Tevens bleek dat de bovenste draperie eveneens uit een los deel gesneden was en voor de eerste schilderbeurt aangebracht was. Onder de draperie was de achtergrond namelijk onbeschilderd. Het 'teksttapijtje' bleek eveneens uit een los plankje gesneden en later aan de console gespijkerd te zijn.
Na het herstel van de ontbrekende delen en het vullen van enkele
horizontale scheuren en barsten, kon Jan Hilbers aan het verguld-
en schilderwerk beginnen. Schilderijen van andere zeehelden in
vergelijkbare borstkurassen, in het Rijksmuseum en het
Scheepvaartmuseum, leverden belangrijke aanwijzingen over o.a. de
kleur van de klinknagels. Aan de hand van de gravure kon het
medaillon gereconstrueerd worden. Dit ovale, door een kroon
gedekte, gouden medaillon met een profielkop van koning Charles
II, gevat in een rand van diamanten, had Tromp in 1674 gekregen
bij zijn overkomst naar Engeland.
Het schip rechts is De Gouden Leeuw, het pronkstuk van de
Admiraliteit van Amsterdam, waarop Tromp in diverse zeeslagen,
o.a. bij Kijkduin in 1673, triomfen had gevierd. Het lijkt alsof
het schip zware slagzij maakt, maar de houtsnijder had geen
andere keus, hij moest de rechthoekige gravure 'vertalen' naar
het halfronde reliëf. Op het grote schilderij 'Het IJ voor
Amsterdam' van Willen van de Velde de Jonge in het Amsterdams
Historisch Museum neemt De Gouden Leeuw een prominente plaats
in, het valt op dat de leeuw daar op de spiegel naar links gewend
is, in tegenstelling met de leeuw op de gravure en op ons
deurstuk.
Het negerknechtje met de gepluimde helm van zijn baas komt ook
voor op een portret dat Jan Mijtens maakte van Margaretha van
Raephorst, de vrouw van Tromp . Daar beide knechtjes identiek
gekleed zijn ligt de veronderstelling voor de hand dat het
echtpaar Tromp werkelijk een negertje als bediende in dienst had,
iets wat in die tijd niet ongebruikelijk was .
Na terugplaatsing en afwerking van de deurposten en de
onderstukken zal Tromp weer in de originele kleurenpracht de
aandacht trekken van de vele passanten. Zonder het initiatief van
de VVAG en de bijdragen van vele sympathisanten zou dit niet
gebeurd zijn.
Onno Boers
(Uit: Binnenstad 174, januari/februari 1999)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.